In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S.J. Koolen, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is op 5 juni 2021 ingediend, en de Staatssecretaris had uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Eiseres heeft de Staatssecretaris op 12 januari 2022 in gebreke gesteld, maar er is geen besluit genomen binnen de gestelde termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat, gezien de omstandigheden, een langere beslistermijn dan de gebruikelijke twee weken passend is. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de verzending van de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna het besluit op de aanvraag bekend te maken. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de Staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de Staatssecretaris moeten worden betaald. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, rekening houdend met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, en is openbaar gemaakt op 7 september 2022.