In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres diende haar aanvraag in op 22 maart 2021, en volgens de wet had verweerder uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Eiseres heeft verweerder op 24 februari 2022 in gebreke gesteld, omdat er na de termijn van zes maanden nog geen besluit was genomen. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling geldig was, aangezien verweerder deze ook als zodanig heeft erkend door op 25 februari 2022 een bevestiging te sturen.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, wat betekent dat verweerder alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit moet nemen. De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om een gehoor af te nemen en daarna binnen één week een besluit bekend te maken. Tevens wordt verweerder verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen en is openbaar gemaakt op 8 september 2022.