In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. L. Sinoo, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 4 oktober 2021 ingediend, en de wet vereist dat verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslist. Eiser heeft verweerder op 13 april 2022 in gebreke gesteld, maar pas meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat verweerder de beslistermijn heeft overschreden.
De rechtbank heeft verweerder een termijn van acht weken opgelegd om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Dit is langer dan de gebruikelijke termijn van twee weken, omdat de rechtbank rekening houdt met de noodzaak voor verweerder om zorgvuldig te besluiten, gezien het feit dat eiser al een gehoor heeft gehad. De rechtbank heeft ook overwogen of verweerder een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. Volgens de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND zijn de bepalingen over dwangsommen niet van toepassing op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat deze wet onverbindend is voor zover deze de mogelijkheid van het opleggen van een dwangsom uitsluit.
De rechtbank heeft bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson en is openbaar gemaakt op 7 september 2022.