In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 7 september 2022, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor verlenging van een asielvergunning. Eiser had op 17 oktober 2020 een aanvraag ingediend, die door de verweerder als 'niet rechtsgeldig' was aangemerkt. Vervolgens diende eiser op 21 oktober 2020 een nieuwe aanvraag in, die op 10 november 2020 door de verweerder was ontvangen. De rechtbank overwoog dat de verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag had moeten beslissen, maar dat dit niet was gebeurd. Eiser had de verweerder op 25 april 2022 in gebreke gesteld, maar had pas meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk en gegrond was, omdat de verweerder niet tijdig had beslist.
De rechtbank legde de verweerder een termijn van zestien weken op om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Daarnaast werd er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 379,50. De uitspraak werd gedaan door rechter J.G. Nicholson in aanwezigheid van griffier M. van Ettikhoven.