In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Grigorjan, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser diende zijn aanvraag in op 10 november 2021, en verweerder had de verplichting om binnen zes maanden, dus uiterlijk op 10 mei 2022, te beslissen. Eiser heeft verweerder op 12 mei 2022 in gebreke gesteld, maar pas meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft verweerder een termijn van zestien weken opgelegd om alsnog een besluit te nemen, met de verplichting om binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna het besluit bekend te maken. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50, omdat hij juridische bijstand heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift.
De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson en is openbaar gemaakt op 7 september 2022. De rechtbank heeft de beslissing van verweerder vernietigd en de zaak terugverwezen voor een nieuw besluit binnen de gestelde termijnen.