In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. H.T. Gerbrandy, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser diende zijn aanvraag in op 17 november 2021, en volgens de wet had verweerder uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 8 juni 2022 in gebreke gesteld, maar pas meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat verweerder de beslistermijn heeft overschreden.
De rechtbank heeft verweerder een termijn van zestien weken gegeven om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Dit is opgedeeld in twee termijnen: binnen acht weken na de uitspraak moet een eerste gehoor plaatsvinden, en binnen acht weken na dat gehoor moet het besluit worden genomen. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 379,50. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson en is openbaar gemaakt op 7 september 2022.