In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. S.N. Ali, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag is op 4 oktober 2021 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden is op 4 april 2022 verstreken. Eiseres heeft de Staatssecretaris op 13 april 2022 in gebreke gesteld, maar er is geen besluit genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat de Staatssecretaris niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat de Staatssecretaris binnen zestien weken na de uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom besproken. Aangezien de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sinds 11 juli 2021 van toepassing is, is het voor de bestuursrechter niet meer mogelijk om een dwangsom op te leggen in asielzaken. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Ettikhoven, en is openbaar gemaakt op 6 september 2022. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50. De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld in deze kosten, omdat eiseres juridische bijstand heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift. De rechtbank heeft de uitspraak gegrond verklaard en de Staatssecretaris opgedragen om binnen de gestelde termijnen een besluit te nemen.