In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 december 2022, is eiser, een asielzoeker, in beroep gegaan tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser had op 14 maart 2022 een asielaanvraag ingediend, maar de wettelijke beslistermijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Eiser verzocht de rechtbank om verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op te dragen binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen en een dwangsom op te leggen voor elke dag dat deze termijn werd overschreden.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in gebreke was gebleven en dat de aanvraag niet tijdig was behandeld. De rechtbank stelde vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, was overschreden. Eiser had verweerder op 15 september 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken waren verstreken voordat hij beroep had ingesteld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank droeg verweerder op om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de asielaanvraag van eiser. Tevens werd bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven, met een maximum van € 7.500. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden geraadpleegd via rechtspraak.nl.