ECLI:NL:RBDHA:2022:14066
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en bestuurlijke dwangsommen
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 6 februari 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 3 november 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser heeft desondanks aangegeven het beroep te handhaven. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag niet meer relevant is, aangezien de aanvraag inmiddels is ingewilligd. Eiser heeft echter ook beroep ingesteld tegen de vaststelling dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit de toepassing van de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb uit op besluiten omtrent asielaanvragen. Eiser betoogt dat deze wet in strijd is met het Unierecht.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de Tijdelijke wet niet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat er geen soortgelijke nationale procedures zijn en dat de mogelijkheid om bij de rechter te klagen over schendingen van beslistermijnen voldoende is. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang meer in deze zaak.
De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.