ECLI:NL:RBDHA:2022:13612
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering na intrekking wegens werkzaamheden
Op 16 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening na de afwijzing van een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw). De aanvraag werd afgewezen omdat het college van mening was dat verzoeker werkzaamheden had verricht die zijn recht op bijstand beïnvloedden. Verzoeker had eerder een bijstandsuitkering ontvangen, maar deze was op 14 juli 2022 ingetrokken, met terugvordering van eerder betaalde bijstand. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze intrekking en een nieuwe aanvraag ingediend, maar het college stelde deze buiten behandeling omdat verzoeker niet tijdig had gereageerd op een verzoek om informatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die recht gaven op bijstand. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat er geen wijziging in de omstandigheden was opgetreden sinds de eerdere intrekking van de bijstandsuitkering. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.