ECLI:NL:CRVB:2020:825
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde werkzaamheden in eigen nagelstudio
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 24 juni 2002 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. Naar aanleiding van een anonieme tip heeft de gemeente Breda een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot een huisbezoek op 7 november 2016, waarbij werd vastgesteld dat appellante een nagelstudio aan huis had, zonder dit te melden aan het college. Het college heeft daarop de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er geen redelijke grond was voor het huisbezoek en dat zij de inlichtingenverplichting niet had geschonden, omdat zij geen op geld waardeerbare werkzaamheden verrichtte. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat appellante wel degelijk de inlichtingenverplichting heeft geschonden, omdat zij niet heeft gemeld dat zij werkzaamheden als nagelstyliste verrichtte. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die de beroepen tegen de besluiten van het college ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten terecht zijn gebeurd, omdat appellante niet heeft aangetoond dat zij recht had op bijstand in de betreffende periode.