ECLI:NL:RBDHA:2022:12933
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van duurzame en exclusieve relatie en hoorplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en verweerder. Eiser, geboren in 1978 met de Surinaamse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning om bij zijn partner, referent [A], te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen op basis van het oordeel dat er geen duurzame en exclusieve relatie bestond en dat er geen gezamenlijke huishouding werd gevoerd. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft de zaak op 8 september 2022 behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Eiser betoogde dat de afwijzing onzorgvuldig was en onvoldoende gemotiveerd. Hij voerde aan dat verweerder ten onrechte een onderzoek door de AVIM had geïnitieerd en dat er te veel waarde werd gehecht aan de bevindingen van dit onderzoek. Eiser stelde ook dat verweerder hem had moeten horen in de bezwaarfase.
De rechtbank oordeelde dat het procesbelang van eiser niet was komen te vervallen, ondanks het feit dat zijn relatie met referent inmiddels was geëindigd. De rechtbank volgde eiser niet in zijn betoog over het onderzoek door de AVIM en concludeerde dat verweerder voldoende redenen had om aan te nemen dat er geen duurzame en exclusieve relatie bestond. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat eiser geen beschermingswaardig familie- of gezinsleven had in Nederland en dat de banden met Suriname sterker waren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.