In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 oktober 2022 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, gedetineerd in een penitentiaire inrichting, was van mening dat de rechters vooringenomen waren in hun beoordeling van de rechtmatigheid van de verkrijging van Sky-data in Frankrijk. De rechtbank heeft uitvoerig overwogen dat er sprake is van een voorlopig oordeel en dat de verzoeken, voor zover deze betrekking hebben op de rechtmatigheid van de Sky-data, afstuiten op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De wrakingskamer concludeert dat er geen objectieve vrees van vooringenomenheid is afgeleid uit de bewoordingen van de beslissing van de rechtbank. De rechtbank heeft gemotiveerd dat de onderzoekswensen van de verdediging zijn afgewezen zonder dat dit een schending van het recht op een eerlijk proces oplevert. De wrakingskamer oordeelt dat de motivering van de beslissing van de rechtbank niet kan worden aangemerkt als blijk van vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking is dan ook afgewezen, en het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.