Overwegingen
1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft hierop niet tijdig gereageerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Bulgarije vaststaat.
2. Eiser betoogt dat in zijn geval een fictief claimakkoord onvoldoende is. Bulgarije had expliciet om antwoord op het claimverzoek gevraagd moeten worden, omdat uit eerdere acties van de Bulgaarse autoriteiten blijkt dat Bulgarije geen verantwoordelijkheid wenste te nemen over de asielprocedure van eiser. De Bulgaarse autoriteiten hebben namelijk op
28 juli 2021 Nederland verzocht om eiser over te nemen. Het valt niet in te zien waarom de Bulgaarse autoriteiten de asielprocedure van eiser nu wel op zich zouden willen nemen.
3. Dit betoog volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling eisers asielaanvraag. Op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening worden de Bulgaarse autoriteiten geacht te hebben ingestemd met terugname van eiser. Er is een fictief claimakkoord tot stand gekomen nu zij niet binnen twee maanden hebben gereageerd op het verzoek van verweerder om eiser terug te nemen. Een fictief claimakkoord staat gelijk aan een expliciet claimakkoord. Daarmee garandeert Bulgarije dat het asielverzoek van eiser in behandeling wordt genomen. De situatie van eiser zal in Bulgarije worden beoordeeld in lijn met de verschillende Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. Dat de Bulgaarse autoriteiten eerder Nederland hebben verzocht om eiser over te nemen, maakt het voorgaande niet anders. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Eiser voert aan dat er sprake is van een situatie als is bedoeld in het arrest-C.K.1 Eiser doet een beroep op de overwegingen 70 tot en met 82 uit dit arrest. Uit het patiëntdossier van eiser blijkt dat hij suïcidale gedachten heeft en dat deze gerelateerd zijn aan de overdracht aan Bulgarije. Verweerder is daarom gehouden nader medisch onderzoek te laten verrichten door het Bureau Medische Advisering (BMA). Eiser verwijst in dit verband naar de uitspraak van de ABRvS van 15 april 20222. Hierin oordeelde de ABRvS dat indien sprake is van bijzondere kwetsbaarheid, verweerder nader moet motiveren of ervan uit kan worden gegaan dat de vreemdeling bij terugkeer naar Bulgarije zelfstandig in staat is zijn rechten te effectueren en niet buiten zijn eigen wil en keuzes terecht zal komen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie, zoals omschreven in het arrest- Ibrahim3.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser geen kwetsbaar persoon is. De suïcide-uiting van eiser is onvoldoende om hem, voordat hij is onderzocht door een medisch specialist, als kwetsbaar persoon aan te merken waarvoor nadere garanties nodig zijn als bedoeld in de uitspraak van de ABRvS van 15 april 2022. Eiser is doorverwezen naar een persoon binnen de huisartsenpraktijk, maar dit betekent niet dat hij onder behandeling staat. Dit is daarom een andere situatie als bedoeld in voormelde uitspraak van 15 april 2022. Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat in Bulgarije ook medische zorg mogelijk is.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Uit paragraaf 5, eerste alinea, van werkinstructie 2021/3 volgt dat een BMA-onderzoek wordt opgestart wanneer sprake is van een ernstige mentale of lichamelijke aandoening en de betrokkene aantoont dat hij onder actieve medische behandeling staat van een behandelaar/specialist en als uit objectieve medische gegevens blijkt dat de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat een zodanig ernstige invloed heeft op de mentale of fysieke toestand van de betrokkene dat er sprake is van een reëel en onderbouwd risico op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand. Uit het patiëntdossier volgt niet dat eiser onder actieve medische
1. Hof van Justitie van de Europese Unie, 16 februari 2017, C.K. tegen Slovenië, ECLI:EU:C:2017:127
3 Hof van Justitie van de Europese Unie, 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:219
behandeling staat van een behandelaar/specialist. Hierdoor is niet voldaan aan de vereisten van paragraaf 5, eerste alinea, van werkinstructie 2021/3. Verweerder was, volgens zijn beleid, daarom niet gehouden om een BMA-onderzoek op te starten. De gegevens die volgen uit eisers patiëntdossier heeft verweerder onvoldoende mogen vinden voor de conclusie dat de overdracht aan Bulgarije een zodanig ernstige invloed kan hebben op zijn mentale of fysieke toestand dat er sprake is van een reëel en onderbouwd risico op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand. Het is de rechtbank bovendien niet gebleken dat het voor eiser onmogelijk is om in Bulgarije specialistische zorg te krijgen, indien de situatie dat vereist. Nu voormeld risico niet aannemelijk is gemaakt, is er geen aanleiding voor verweerder om een BMA-onderzoek op te starten. De beroepsgrond slaagt niet.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel - pushbacks
7. Eiser verwijst verder naar het AIDA-rapport van 23 februari 2022, update 2021, over Bulgarije, waaruit volgt dat pushbacks nog steeds plaatsvinden. Uit het rapport volgt dat er 2.513 pushbackincidenten zijn geregistreerd, waarbij 44.988 individuen zijn betrokken. Ook heeft eiser verwezen naar een rapport van de ECRE van 10 september 2021, dat vermeldt: “
Bulgaria continues to carry out systematic pushbacks of migrants at its borders.” Uit dit rapport blijkt ook dat het Bulgaarse Helsinki Comité meldt dat 1.064 indirecte pushbacks, dus aan de buitengrens van Bulgarije, als ook 323 directe pushbacks, dus van binnen het grondgebied heeft vastgelegd, van in totaal 13.363 personen. Dit is gemeten in de eerste acht maanden van 2021. Wat een stijging zou inhouden van het aantal pushbacks ten opzichte van 2020 toen dat 15.173 personen overkwam. Daarnaast heeft eiser ter zitting verwezen naar de ‘Veelgestelde Vragen Bulgarije Dublinterugkeerders & statushouders 2021’ van VluchtelingenWerk Nederland, van 23 juli 2021. Hierin wordt verwezen naar verschillende documenten die onderschrijven dat pushbacks systematisch plaatsvinden in Bulgarije, onder andere het rapport van het ‘US Department of State: 2020 Country Report on Human Rights Practices: Bulgaria’ van 30 maart 2021 en het rapport van de VPRO:‘Frontlinie #6: Opgepakt aan de oostgrens van Europa’, van 21 juni 2021. Hieruit volgt volgens eiser dat pushbacks in Bulgarije systematisch zijn en niet 'incidenteel'. Eiser verwijst in dit kader naar de uitspraak van de ABRvS van 13 april 20224, waarin is geoordeeld dat systematische pushbacks reden waren om niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan ten aanzien van Kroatië. Dit is volgens eiser ook het geval in Bulgarije. Als gevolg hiervan kan volgens eiser ten aanzien van dat land niet meer worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
8. Verweerder verwijst naar de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 18 oktober 20215, en zittingsplaats Haarlem, van 21 september 20216. In deze uitspraken is het AIDA-rapport van 2021, update 2020, meegenomen. Deze uitspraken volgen het standpunt van verweerder dat het AIDA-rapport, update 2020, geen aanleiding geeft voor de conclusie dat sprake is van systematische tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Bulgarije.
9. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of pushbacks een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure, in de zin van artikel 3, tweede lid, van de
Dublinverordening, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. De rechtbank verwijst naar rechtsoverwegingen 6 tot en met 6.2 van de uitspraak van de ABRvS van 13 april 2022 en neemt deze over. Gelet op de rapporten die eiser naar voren heeft gebracht over de pushbacks in Bulgarije, in samenhang met wat hiervoor is overwogen, moet worden geoordeeld dat op dit punt sprake is van een fundamentele systeemfout. Uit die rapporten blijkt namelijk dat de pushbacks in Bulgarije niet incidenteel, maar al geruime tijd en op grote schaal plaatsvinden. Zo vermeldt het AIDA-rapport (update 2020) dat er, zowel 498 indirecte pushbacks van 3.493 individuen, als ook 569 directe pushbacks van 11.770 personen hebben plaatsgevonden in 2020. Het AIDA-rapport (update 2021) vermeldt dat er in 2021 2.513 pushbackincidenten zijn geregistreerd, waarbij 44.988 personen zijn betrokken. Voormelde informatie heeft verweerder niet bestreden.
10. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de fundamentele systeemfout in de asielprocedure van Bulgarije als gevolg van pushbacks ook relevant is voor Dublinclaimanten. Verweerder stelt zich op het standpunt dat dit niet het geval is en verwijst daarbij naar pagina 33 van het AIDA-rapport, update 2020, waar het volgende is vermeld: “
Asylum seekers who are returned from other Member States in principle do not face any obstacles in accessing the territory of Bulgaria upon return.” Deze passage komt ook terug in de meest recente versie (2021) van het AIDA-rapport. Er is daarnaast volgens verweerder geen aanwijzing om aan te nemen dat deze pushbacks zien op Dublinclaimanten.
11. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Hoewel de pushbacks aan de buitengrenzen van Bulgarije op zichzelf niet maken dat Dublinclaimanten niet aan Bulgarije overgedragen kunnen worden, zijn er concrete aanknopingspunten dat verweerder niet meer van het vermoeden kan uitgaan dat Bulgarije ten aanzien van eiser aan zijn internationale verplichtingen zal voldoen. De informatie waarnaar eiser heeft verwezen, onder rechtsoverweging 7, bevat aanknopingspunten dat pushbacks ook plaatsvinden bij vreemdelingen die zich op afstand van de grens op het grondgebied van Bulgarije bevinden. Daarnaast laten de twee meest recente AIDA-rapporten over Bulgarije een stijging zien in het aantal personen dat slachtoffer wordt van pushbacks. Van 11.770 personen in 2020 naar 44.988 personen in 2021. Gelet hierop en omdat Dublinclaimanten zich in de regel als asielzoekers vrij op het grondgebied van Bulgarije kunnen bewegen7, had verweerder nader onderzoek moeten doen naar het risico dat eiser loopt om door Bulgarije te worden uitgezet zonder behandeling van zijn asielverzoek, dan wel tijdens de behandeling daarvan. Gegeven de aard, de omvang en de duur van de in deze zaak spelende fundamentele systeemfout, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt, kan het ontbreken van informatie over de situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije niet voor risico van eiser komen.
12. Het is aan verweerder om nader onderzoek te doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije voordat hij zich op het standpunt kan stellen dat door overdracht van eiser aan Bulgarije geen situatie zal ontstaan in strijd met artikel 4 van het EU Handvest of artikel 3 van het EVRM. Dat onderzoek heeft verweerder niet verricht. Daarom heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd dat hij ten aanzien van Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. De beroepsgrond slaagt.
7 Artikel 7, eerste lid, van de Opvangrichtlijn.
13. Voor zover eiser andere gronden naar voren heeft gebracht, behoeven die geen verdere bespreking.
14. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder dient daarom een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Bij het opnieuw beoordelen of ten aanzien van Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, dient verweerder de uitspraak van het Tribunale Ordinario di Torino R.G. van 14 juli 2021 (23165/2020) te betrekken waarnaar eiser heeft verwezen. Ook dient verweerder daarbij in te gaan op het standpunt van eiser dat asielzoekers in Bulgarije in detentie worden geplaatst als ze na een afwijzing vertrokken zijn, of als een afwijzende beslissing in afwezigheid van de asielzoeker genomen is, waarbij eiser verwijst naar informatie van ‘Veelgestelde Vragen Bulgarije Dublinterugkeerders & statushouders 2021’ van VluchtelingenWerk Nederland, van 23 juli 2021.Voor het nemen van een nieuw besluit stelt de rechtbank een termijn van vier weken.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.