Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam] eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraakse nationaliteit hebbende man, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser had op 5 april 2021 een asielaanvraag ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat Bulgarije, als verantwoordelijke lidstaat, de aanvraag zou moeten behandelen. De eiser vreesde voor onmenselijke behandeling bij overdracht aan Bulgarije en had eerder negatieve ervaringen in dat land, waaronder detentie en mishandeling.
De rechtbank overwoog dat Bulgarije de verantwoordelijkheid had aanvaard voor de behandeling van de asielaanvraag en dat er geen aanwijzingen waren dat de asielprocedure in Bulgarije systematische tekortkomingen vertoonde. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had overwogen dat er geen reden was om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De eiser had niet voldoende bewijs geleverd om zijn vrees voor onmenselijke behandeling aannemelijk te maken.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier Ż.A. Meinert, en werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.