ECLI:NL:RBDHA:2022:12498

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
21/6316
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verklaring van rijgeschiktheid wegens langdurig gebruik van methadon

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 november 2022, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) om een verklaring van rijgeschiktheid te verstrekken, beoordeeld. Eiser, die in 2014 ongeschikt was verklaard voor het besturen van een motorvoertuig vanwege alcoholmisbruik en gebruik van methadon, heeft herhaaldelijk geprobeerd om een verklaring van rijgeschiktheid te verkrijgen. De rechtbank behandelt het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het besluit van 18 augustus 2021, waarin het CBR zijn aanvraag voor een verklaring van rijgeschiktheid heeft afgewezen op basis van langdurig methadongebruik.

Eiser heeft in zijn verweer aangevoerd dat hij methadon op recept gebruikt en dat zijn situatie stabiel is. Echter, de rechtbank oordeelt dat het langdurige gebruik van methadon, dat langer dan zes maanden duurt, als misbruik van een psychoactief middel wordt aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat er een specialistisch rapport vereist is voor de beoordeling van de rijgeschiktheid, en dat de verklaring van de behandelend psychiater van eiser niet volstaat. Eiser heeft niet voldaan aan de vereisten die in de Regeling eisen geschiktheid 2000 zijn opgenomen, en heeft geen bewijs geleverd dat hij niet meer misbruik maakt van psychoactieve middelen.

De rechtbank concludeert dat het CBR terecht de verklaring van rijgeschiktheid heeft geweigerd, en verklaart het beroep van eiser ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6316

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen(verweerder)
(gemachtigde: mr. Y. Wolvekamp).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van verweerder aan eiser een verklaring van rijgeschiktheid te verstrekken.
Met het bestreden besluit van 18 augustus 2021 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een reactie ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2022 door middel van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door [A] (mantelzorger en tolk voor eiser), en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser, geboren in 1962, is in 2014 ongeschikt verklaard voor het besturen van een motorvoertuig vanwege alcoholmisbruik en gebruik van methadon. Eiser wil een verklaring van rijgeschiktheid [1] ontvangen zodat hij opnieuw een rijbewijs kan krijgen. Verweerder weigert deze verklaring te geven omdat er nog steeds sprake is van langdurig gebruik van methadon.
Wat ging aan het bestreden besluit vooraf?
2. Eiser heeft een herkeuring aangevraagd. Bij besluit van 6 november 2020 heeft verweerder eiser medegedeeld dat uit de beoordeling is gebleken dat er sprake is van misbruik van psychoactieve middelen (zeer langdurig methadongebruik), waardoor paragraaf 8.8 en 10.19 (de rechtbank leest:10.1) van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de Regeling) van toepassing is. Dit betekent dat eiser ongeschikt is bevonden voor de categorieën B en T.
3.1.
Eiser heeft op 8 februari 2021 opnieuw om herkeuring verzocht. Hij heeft een verklaring van 1 februari 2021 van zijn psychiater J. Gerritsen overgelegd.
3.2.
Verweerder heeft eiser naar een medisch specialist verwezen.
3.3.
Bij besluit van 10 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser medegedeeld dat de verwijzing is geannuleerd, omdat er geen rapport van een medisch specialist is ontvangen. Aangezien er nu geen beoordeling kan plaatsvinden of eiser op een veilige en verantwoorde wijze een motorvoertuig kan besturen, blijft het besluit van
6 november 2020 van kracht.
3.4.
Eiser heeft tegen het primaire besluit op 7 juli 2021 een bezwaarschrift ingediend.
Het bestreden besluit
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag niet kan worden ingewilligd. Het langdurige methadongebruik van eiser is aan te merken als een nieuwe verslaving en daarmee als misbruik van een psychoactief middel als bedoeld in paragraaf 8.8 van de bijlage bij de Regeling. [2] Dat eiser al tien jaar niet drinkt, doet hieraan niet af. Verder heeft eiser zijn stelling, dat hij methadon voor pijnbestrijding gebruikt, niet onderbouwd.
Wat stellen partijen in beroep?
5. Eiser voert aan dat hij methadon op recept van zijn behandelaar gebruikt. De behandelaar vindt dat de situatie van eiser stabiel is. Eiser mag om medische redenen niet stoppen met het gebruik van methadon. De situatie van eiser is dan ook niet op één lijn te stellen met de situatie van misbruik van methadon en verslaving. Eiser gebruikt methadon ook als pijnstiller.
6. Verweerder heeft op zitting toegelicht dat de rijvaardigheid van eiser niet ter discussie staat. Voor de beoordeling van de rijgeschiktheid is verweerder aan de Regeling gebonden. De toepasselijke bepalingen schrijven dwingend voor dat de verklaring van geschiktheid, bij langdurig gebruik van methadon (langer dan zes maanden), dient te worden geweigerd.
Wat zijn de regels?
7. Volgens artikel 2 van de Regeling worden de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Volgens paragraaf 8.8 "Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)" van hoofdstuk 8 "Psychiatrische stoornissen" van de bijlage bij de Regeling is voor de beoordeling of misbruik wordt gemaakt van psychoactieve middelen een specialistisch rapport vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, moet een recidiefvrije periode van een jaar zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport - geschikt kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
Volgens paragraaf 10.1 van de bijlage bij de Regeling is het voor de beoordeling van de geschiktheid van belang in hoeverre de aanvrager gebruik maakt van geneesmiddelen die de rijvaardigheid negatief kunnen beïnvloeden. Voorts dienen ingevolge die paragraaf geneesmiddelen te worden beoordeeld aan de hand van de aandoening waarvoor ze worden voorgeschreven.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
8.1.
Niet in geschil is dat eiser methadon langdurig (langer dan zes maanden) heeft gebruikt en nog steeds gebruikt. Op basis van paragraaf 8.8 van de bijlage bij de Regeling was een specialistisch rapport vereist voor de beoordeling of een verklaring van rijgeschiktheid kan worden verstrekt. Een verklaring van de eigen behandelaar van eiser volstaat voor deze beoordeling niet.
8.2.
Verweerder heeft eiser in het kader van de herkeuring verwezen naar een psychiater (onafhankelijk specialist – psychiater alcohol- en drugsmisbruik). Eiser heeft aan de verwijzing geen gehoor gegeven.
8.3.
Omdat een specialistisch rapport ontbrak, kon verweerder niet beoordelen of eiser ten tijde van de aanvraag, met het drugsmisbruik als bedoeld in de Regeling was gestopt. [3] De omstandigheid dat eiser een verklaring van zijn behandelaar heeft overgelegd waaruit blijkt dat de situatie van eiser stabiel is, kan niet op één lijn met een specialistisch rapport worden gesteld.
8.4.
Dat eiser methadon op recept gebruikt, maakt het vorenstaande niet anders. Dat sprake is van een andersoortige aandoening waarbij de methadon met een ander doel dan verslavingsbehandeling wordt voorgeschreven, is niet aannemelijk gemaakt. [4] Eiser heeft niet met medische stukken onderbouwd dat hij methadon als pijnstiller gebruikt.

Conclusie en gevolgen

9. In het kader van deze aanvraag is niet gebleken dat geen sprake (meer) is van misbruik van psychoactieve middelen als bedoeld in paragraaf 8.8 van de bijlage van de Regeling. Verweerder heeft eiser daarom terecht een verklaring van rijgeschiktheid geweigerd.
10. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van
mr. T. Verschoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 103, eerste lid, van het Reglement Rijbewijzen.
2.Verweerder verwijst bij wijze van voorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 5 september 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX6489) en 2 oktober 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1370).
3.Vergelijk de uitspraak van 16 maart 2011 van de ABRvS (ECLI:NL:RVS:2011:BP7804).
4.Zie de uitspraak van 2 oktober 2013 van de ABRvS (ECLI:NL:RVS:2013:1370, r.o. 11).