201007642/1/H3.
Datum uitspraak: 16 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 juni 2010 in zaak nr. 09/5795 in het geding tussen:
de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna:
het CBR).
Bij besluit van 21 juli 2009 heeft het CBR ten behoeve van [appellant] een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie B in het rijbewijzenregister geregistreerd.
Bij besluit van 12 augustus 2009 heeft het CBR dat besluit ingetrokken.
Bij besluit van 4 november 2009 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 juni 2010, verzonden op 5 juli 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 augustus 2010, hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 februari 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. M.C.A. van den Hil-van Vliet, werkzaam bij het CBR, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid 2000, zoals deze luidde ten tijde van belang (hierna: de Regeling), worden de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld overeenkomstig de bij de Regeling behorende bijlage.
In paragraaf 8.8 van de bijlage is bepaald dat voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen een specialistisch rapport is vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport - geschikt kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
2.2. Het CBR heeft zich in het besluit van 4 november 2009 allereerst op het standpunt gesteld dat [appellant] de Eigen verklaring voor het verkrijgen van een verklaring van geschiktheid niet naar waarheid heeft ingevuld. Volgens het CBR heeft [appellant] vraag vier van het formulier ten onrechte ontkennend beantwoord. De vraag luidt: "Maakt u misbruik van of hebt u misbruik gemaakt van alcohol, geneesmiddelen, drugs of andere geestverruimende of bedwelmende middelen of bent u daarvoor ooit medisch onderzocht of onder behandeling geweest?" [appellant] had, gelet op zijn voorgeschiedenis van drugsmisbruik, deze vraag bevestigend moeten beantwoorden. Verder heeft het CBR zich op het standpunt gesteld dat, wat ook zij van de ingevulde Eigen verklaring, ingevolge paragraaf 8.8 van de bijlage bij de Regeling een specialistisch rapport was vereist alvorens [appellant] geschikt zou kunnen worden geacht. Dit rapport ontbrak, zodat het besluit van 21 juli 2009 in strijd met voormelde paragraaf is genomen, aldus het CBR.
2.3. Ook de rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] de Eigen verklaring niet naar waarheid heeft ingevuld. Zij heeft overwogen dat is gebleken dat [appellant] verslaafd is geweest aan heroïne, dan wel cocaïne en dat hij geruime tijd methadon heeft gebruikt. Verder is [appellant] volgens de rechtbank driemaal aangehouden als bestuurder van een motorvoertuig, terwijl hij drugs had gebruikt en is hij meerdere keren onderzocht om te bezien of hij geschikt was om een motorrijtuig te besturen. In verband hiermee is het rijbewijs van [appellant] ongeldig verklaard en is hem een verklaring van geschiktheid geweigerd. De verklarende toelichting is eveneens in strijd met de waarheid, aldus de rechtbank.
2.4. [appellant] voert aan dat de rechtbank heeft miskend dat hij de Eigen verklaring naar waarheid heeft ingevuld.
2.4.1. Dit betoog slaagt. Dat [appellant] de Eigen verklaring niet naar waarheid zou hebben ingevuld, is niet gebleken. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de arts die de verklaring met [appellant] heeft doorgenomen, het eerder gebruik van verdovende middelen wel heeft opgemerkt maar daarin geen reden heeft gezien om meer te doen dan een korte aantekening te maken bij de verklaring.
Het CBR heeft zich echter terecht op het standpunt gesteld dat op basis van paragraaf 8.8 van de Regeling in dit geval een specialistisch rapport was vereist voor de beoordeling of een verklaring van geschiktheid kan worden geregistreerd en dat het, nu - naar pas achteraf opviel - een dergelijk rapport ontbrak, niet kon beoordelen of [appellant] reeds een jaar met het drugsmisbruik was gestopt. Het intrekkingsbesluit van 12 augustus 2009 is om die reden toch op een juiste grond genomen.
2.5. Nu de uitspraak van de rechtbank juist is, is er geen reden die te vernietigen omdat ze op een onjuiste overweging berust. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd, met verbetering van de gronden.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van der Smissen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2011