ECLI:NL:RBDHA:2022:12484

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
SGR 21/8343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Educatieve maatregel gedrag en verkeer opgelegd aan bestuurder na agressief rijgedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Eiser, die een educatieve maatregel gedrag en verkeer (EMG) opgelegd kreeg, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder dat zijn bezwaar tegen deze maatregel ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 september 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. D. Pieterse, terwijl verweerder niet aanwezig was.

De rechtbank overweegt dat de EMG is opgelegd naar aanleiding van een melding van de Politie Eenheid Den Haag, waarin werd gesteld dat eiser zich agressief en onveilig gedroeg in het verkeer. Eiser betwistte de juistheid van deze melding en voerde aan dat de verbalisant een persoonlijke vete tegen hem had, wat de objectiviteit van het mutatierapport in twijfel zou trekken. De rechtbank oordeelt echter dat de verbalisant in beginsel geen belang heeft om onjuistheden te rapporteren en dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat de EMG terecht is opgelegd, omdat eiser herhaaldelijk gedragingen heeft vertoond die een gevaar of hinder op de weg veroorzaken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/8343

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. D. Pieterse),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (verweerder).

Procesverloop

Bij besluit van 6 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (een EMG) opgelegd.
Bij besluit van 15 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 september 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft met het primaire besluit eiser een EMG – een cursus over verantwoord rijgedrag – opgelegd naar aanleiding van een schriftelijke mededeling van de Politie Eenheid Den Haag van 15 juli 2021. [1] In die mededeling staat dat het vermoeden bestaat dat eiser niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor zijn rijbewijs is afgegeven. Dit vermoeden is gebaseerd op een mutatierapport van 15 juli 2021, waarin staat dat een verbalisant heeft gezien dat eiser op 11 juli 2021 agressief en onveilig rijgedrag vertoonde. Het rijgedrag van eiser leverde volgens verweerder een incorrect samenspel op met andere verkeerdeelnemers en was duidelijk in strijd met de essentiële verkeersregels en -tekens ter zake van de plaats op de weg. [2] Verweerder stelt dat hij eiser daarom een EMG moest opleggen. [3]
2. In eisers bezwaar heeft verweerder geen aanleiding gezien om af te zien van het opleggen van een EMG. Hij heeft eisers bezwaar daarom ongegrond verklaard.
Waarom is eiser het niet eens met verweerder?
3. Eiser stelt dat verweerder de mededeling van de politie van 15 juli 2021 niet kan gebruiken om hem een EMG op te leggen. De mededeling is aantoonbaar onjuist en daardoor is er geen vermoeden dat hij niet geschikt is om te rijden. In dit kader is relevant dat het mutatierapport dat aan de mededeling ten grondslag ligt niet is opgemaakt op ambtseed of -belofte, wat afbreuk doet aan de bewijskracht. Ook zijn er concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de inhoud van het mutatierapport. Zo voert de verbalisant een persoonlijke vete tegen eiser. Dit blijkt uit de opmerkingen in het mutatierapport die duiden op het gebrek aan objectiviteit bij de verbalisant én het feit dat de verbalisant eiser nauwlettend in de gaten houdt. Zo hebben de verbalisant en zijn zwager gereageerd op eisers bedrijfspagina op Facebook en heeft de zwager zich voorgedaan als potentiële koper. Ook doet het feit dat in de mededeling twee keer dezelfde gedraging is genoemd afbreuk aan de betrouwbaarheid. Daar komt bij dat de maximumsnelheden waaraan eiser zich niet zou hebben gehouden niet kloppen. Volgens het mutatierapport zou eiser te hard hebben gereden in een 30-km-zone, maar dit was volgens eiser een 60-km-zone. Van te hard rijden is bovendien geen sprake geweest. Voor zover de verbalisant meldt dat hij eisers auto meerdere keren heeft horen optrekken, stelt eiser dat zijn auto veel geluid maakt, maar dat dit niet duidt op acceleratie. Daar komt bij dat zijn snelheid niet met een geijkte snelheidsmeter is gemeten én niet is gebleken van een snelheidsverschil tussen hem en andere verkeersdeelnemers. Dat eiser met zijn auto bij de rotonde over de betonnen wegafscheiding en het fietspad heeft gereden, is onmogelijk zonder schade aan de auto. Van onnodig remmen en stilstaan is ook niet gebleken. Naast dat hij pas op privéterrein tot stilstand is gekomen om te parkeren, is remmen en stilstaan bij parkeren nodig. Voor zover eiser onnodig stilstond midden op de weg was dit het gevolg van het feit dat de verbalisant hem blokkeerde. Tot slot stelt eiser dat hij in zijn verdedigingsbelangen is geschaad omdat verweerder hem de naam van de verbalisant niet heeft verstrekt. Dit maakt dat hij is belemmerd in zijn mogelijkheden om de betrouwbaarheid van de melding en het mutatierapport te betwisten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank overweegt dat verweerder het vermoeden dat eiser niet langer beschikt over de rijvaardigheid kan baseren op een mutatierapport. Een op ambtseed of -belofte opgemaakt proces-verbaal is niet vereist. [4] De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn betoog dat aan het mutatierapport op voorhand minder bewijskracht toekomt dan aan een proces-verbaal. Daarbij geldt dat de verbalisant in deze zaak zijn bevindingen op verzoek van verweerder nogmaals heeft vastgelegd in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van 23 september 2021. Dat de naam van de verbalisant is weggelakt, doet op voorhand ook geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van deze stukken. [5] Daar komt bij dat eiser gedurende de procedure kennis heeft genomen van de naam van de verbalisant, zodat hij voldoende in staat is geweest om de betrouwbaarheid van deze stukken te betwisten.
4.1.
De rechtbank overweegt verder dat uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat uitgegaan mag worden van de juistheid van het mutatierapport en het proces-verbaal, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt. Eiser heeft in deze zaak aangevoerd dat van dit uitgangspunt moet worden afgeweken vanwege twee redenen: de verbalisant heeft een persoonlijke vete tegen hem en de inhoud van het mutatierapport en het proces-verbaal zijn aantoonbaar onjuist. De rechtbank zal hierna in overweging 5 t/m 5.2 en in overweging 6 t/m 6.2 op beide punten ingaan. Vervolgens bespreekt de rechtbank in overweging 7 t/m 7.5 of verweerder een EMG heeft kunnen opleggen op basis van wat er in het mutatierapport en het proces-verbaal staat over het rijgedrag van eiser.
Persoonlijke vete
5. De rechtbank overweegt dat eiser en verbalisant beide een ander verhaal hebben over wat er tussen hen speelt. Eiser heeft op de zitting bij de rechtbank een toelichting gegeven op de vete, de manieren waarop de verbalisant het op hem heeft gemunt en over de klachten die hij hierover heeft ingediend. De verbalisant heeft echter in het proces-verbaal van 23 september 2021 verklaard dat hij eiser niet kent en dat er behalve zijn melding over het rijgedrag van eiser niets tussen hen heeft gespeeld. De rechtbank kan niet bepalen welk verhaal juist is. De rechtbank moet echter wel als uitgangspunt nemen dat een verbalisant in beginsel geen belang heeft om onjuistheden in een mutatierapport of proces-verbaal op te nemen. [6] Dat betekent dat eiser met concrete bewijsmiddelen aannemelijk moet maken dat in zijn zaak van dit beginsel moet worden afgeweken omdat de verbalisant wel belang had om onjuistheden op te nemen in het mutatierapport en proces-verbaal.
5.1.
De rechtbank overweegt dat eiser hierin niet is geslaagd. Op basis van het door eiser overgelegde bewijs kan niet worden geconcludeerd dat sprake is van een persoonlijke vete en de verbalisant daarom onjuistheden heeft opgenomen in het mutatierapport en proces-verbaal. Eiser heeft een uitdraai van Facebook overgelegd waarop is te zien dat de verbalisant het autobedrijf van eiser heeft ‘geliked’ en een uitdraai van Whatsapp waarop is te zien dat de zwager van verbalisant contact met eiser heeft gehad over de aankoop van een auto. De bedrijfspagina op Facebook en het autobedrijf van eiser zijn toegankelijk voor het algemene publiek. Dat de verbalisant hierop heeft gekeken en zijn zwager contact heeft gehad met eiser bieden de rechtbank geen aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat sprake is van een persoonlijke vete. Dat eiser in het mutatierapport door de verbalisant wordt omschreven als een zeer opgewonden standje, dat niet gecharmeerd is van de politie, maakt ook niet aannemelijk dat de verbalisant een persoonlijke vete tegen eiser voert. Het is immers gebruikelijk dat een mutatierapport indrukken, meningen en conclusies bevat van een verbalisant over een burger, waarmee de burger het mogelijk niet eens is. Dit duidt niet op een vete. Dat in de mededeling van 15 juli 2021 twee keer staat dat eiser andere weggebruikers of obstakels rakelings is gepasseerd, betekent ook niet dat de verbalisant het op eiser heeft gemunt. In de mededeling is verwezen naar het mutatierapport waarin staat beschreven wat de verbalisant heeft waargenomen. Dat de verbalisant volgens eiser niet meer in de omgeving van eisers woning mag surveilleren en hij 120 meldingen in het politiesysteem over eiser heeft geregistreerd, is niet door eiser onderbouwd met stukken. De rechtbank kan daarom niet controleren of dit klopt en kan hieraan dan ook geen waarde hechten.
5.2. Dit betekent dat de rechtbank in hetgeen eiser heeft aangevoerd over de persoonlijke vete geen aanleiding ziet om af te wijken van het uitgangspunt dat mag worden uitgegaan van de juistheid van het mutatierapport en het proces-verbaal.
Onjuistheden in de inhoud
6. De rechtbank ziet ook niet dat het mutatierapport en het proces-verbaal aantoonbaar grote onjuistheden bevatten. De rechtbank volgt eiser dat het mutatierapport en het proces-verbaal op één punt onjuist is, namelijk dat er op de Jan Barendselaan binnen de bebouwde kom van Poeldijk niet een maximum snelheid geldt van 30 km/uur. De rechtbank stelt vast dat na het passeren van het plaatsnaambord een maximum snelheid geldt van 50 km/uur. Verweerder heeft bij het verweerschrift een verklaring van de verbalisant overgelegd waarin hij aangeeft dat hij op dit punt een fout heeft gemaakt. Deze onjuistheid is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om het hele mutatierapport en het proces-verbaal voor onjuist te houden. Daarbij acht de rechtbank van belang dat in het mutatierapport en het proces-verbaal staat dat eiser binnen de bebouwde kom 80 km/uur reed, zodat ook als wordt uitgegaan van een maximale snelheid van 50 km/uur eiser te hard reed.
6.1.
De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat mutatierapport en proces-verbaal aantoonbaar onjuist zijn, omdat zijn auto te groot is om met vier wielen over de betonnen wegafscheiding te rijden en dit tot aanzienlijke schade zou leiden. In het mutatierapport en proces-verbaal staat alleen dat eiser over de betonnen wegafscheiding reed, niet met hoeveel wielen dit is gebeurd. Dat eiser niet zonder schade over de betonnen wegafscheiding heeft kunnen rijden vanwege het hoogteverschil volgt de rechtbank ook niet. Eiser heeft niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt dat het hoogteverschil per definitie schade aan de auto zou opleveren.
6.2.
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat er ook vanwege de inhoud geen redenen zijn om af te wijken van het uitgangspunt dat verweerder mag uitgaan van de juistheid van het mutatierapport en het proces-verbaal.
Heeft verweerder eiser terecht een EMG opgelegd?
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder de EMG heeft opgelegd omdat eiser als bestuurder van een personenauto over een betonnen wegafscheiding en het fietspad reed, hij slingerend rijgedrag vertoonde, meerdere keren met een hogere snelheid reed dan ter plaatse was toegestaan en dan de overige verkeersdeelnemers en dat hij onnodig midden op de weg stilstond. Eiser heeft betwist dat hij dit heeft gedaan en stelt dat deze gedragingen niet met voldoende zekerheid volgen uit het mutatierapport en het proces-verbaal. De rechtbank zal hierna ingaan op de verschillende gedragingen die verweerder aan het opleggen van de EMG ten grondslag heeft gelegd.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat in het mutatierapport en proces-verbaal staat dat eiser bij het verlaten van de rotonde Wateringseweg/Arckelweg over een betonnen wegafscheiding van het kruisende fietspad is gereden. De rechtbank overweegt dat eiser ook heeft erkend dat hij bij het verlaten van de rotonde met één wiel van zijn auto over de betonnen wegafscheiding is gereden. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling ter zitting dat hij met zijn auto enkel over de betonnen rastering voor de wegafscheiding is gereden, omdat dit niet in lijn is met het proces-verbaal en eisers eerdere verklaringen. Dit betekent dat verweerder hem terecht heeft tegengeworpen dat hij over een betonnen wegafscheiding heeft gereden. De rechtbank overweegt verder dat verweerder ten onrechte tegenwerpt dat eiser over een fietspad is gereden. Dit volgt niet uit het mutatierapport en het proces-verbaal, waarin alleen staat dat is gereden over de wegafscheiding van het kruisende fietspad.
7.2.
De rechtbank overweegt dat verweerder eiser terecht heeft tegengeworpen dat hij slingerend rijverdrag vertoonde. In het mutatierapport staat dat de verbalisant heeft gezien dat eiser op de Wateringseweg slingerde over een afstand van 300 meter. Eiser heeft erkend dat hij heeft geslingerd, omdat er in de auto een ijsje viel en hij dit probeerde op te rapen.
7.3.
De rechtbank overweegt dat verweerder eiser ook terecht heeft tegengeworpen dat hij te snel heeft gereden. Eiser heeft dit weliswaar betwist, maar in het mutatierapport en het proces-verbaal staat dat de verbalisant heeft waargenomen dat eiser na de rotonde (op de Wateringseweg) zijn snelheid verhoogde richting de 100 km per uur en in de bebouwde kom met een snelheid reed van 80 km per uur. Zoals hiervoor is overwogen, mag verweerder uitgaan van de juistheid van de inhoud van het proces-verbaal. Dat de snelheid niet met een geijkte boordsnelheidsmeter is gemeten, biedt volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter geen grond om aan de betrouwbaarheid en de juistheid van het mutatierapport en het proces-verbaal te twijfelen. [7] Dat er buiten eiser en de verbalisant geen andere verkeersdeelnemers waren, maakt dat ook niet anders. Het rijden met een te hoge snelheid kan ook zonder andere verkeersdeelnemers in de directe nabijheid een gevaar opleveren voor verkeersdeelnemers die tegemoet worden gereden en bij in- en uitritten.
7.4.
De rechtbank overweegt ten slotte dat verweerder eiser niet heeft mogen tegenwerpen dat hij onnodig midden op de weg stilstond. Uit het mutatierapport en het proces-verbaal volgt dat dit zou hebben plaatsgevonden nadat eiser van de Wateringseweg was afgeslagen richting de parkeerplaats nabij nummer 194. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat dit privéterrein van hem en zijn buren is. De rechtbank overweegt dat stilstaan op eigen terrein geen verkeersovertreding betreft waarvoor een EMG kan worden opgelegd.
7.5.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder eiser terecht tegenwerpt dat hij over een betonnen wegafscheiding is gereden, slingerend rijgedrag heeft vertoond en snelheidsovertredingen heeft begaan. Dit maakt dat verweerder terecht stelt dat eiser herhaaldelijk gedragingen heeft verricht als bedoeld in Bijlage 1 bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011, onder A, onderdeel III. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat de snelheidsovertredingen niet gebruikt mogen worden bij herhaaldelijke gedragingen als bedoeld in artikel 14, eerste lid en onder a, van de Regeling, omdat de verdere bepalingen van dit artikel zien op snelheidsovertredingen. Dat er zelfstandige grondslagen zijn om een EMG op te leggen vanwege snelheidsovertredingen, maakt niet dat snelheidsovertredingen geen rol kunnen spelen bij herhaaldelijke gedragingen als bedoeld in artikel 14, eerste lid en onder a. De rechtbank vindt hiervoor steun in rechtspraak van de hoogste bestuursrechter. [8] Hetzelfde geldt voor slingerend rijgedrag. Dat dit is opgenomen onder A, onderdeel I en artikel 2, maakt niet dat slingerend rijgedrag niet ook is te scharen onder gedrag dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en -tekens ter zake van de plaats op de weg. Al deze gedragingen zijn aan te merken als gedragingen die een gevaar of hinder op de weg veroorzaken, wat verboden is. [9] Dit betekent dat verweerder eiser terecht een EMG heeft opgelegd.
Wat is de conclusie?
8. Het beroep is ongegrond.
9. Verweerder hoeft eiser geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2022.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (de Wvw 1994).
2.Zie Bijlage 1 bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling), onder A (Rijvaardigheid en rijgedrag), onderdeel III (Rijgedrag), artikel 3, aanhef en onder a en b, en artikel 4, aanhef en onder a.
3.Zie artikel 131, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 en artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1586, r.o. 3.1).
5.Zie de uitspraken van de Afdeling van 7 augustus 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:641, r.o. 3.2) en 10 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:39, r.o. 5).
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:177, r.o. 4.5).
7.Zie de uitspraken van de Afdeling van 18 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2409, r.o. 4.1) en 19 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:177, r.o. 4.4).
8.Zie de uitspraken van de Afdeling van 30 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2330) en 19 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:177).
9.Zie artikel 5 van de Wvw 1994.