In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Eiser, die een educatieve maatregel gedrag en verkeer (EMG) opgelegd kreeg, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder dat zijn bezwaar tegen deze maatregel ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 september 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. D. Pieterse, terwijl verweerder niet aanwezig was.
De rechtbank overweegt dat de EMG is opgelegd naar aanleiding van een melding van de Politie Eenheid Den Haag, waarin werd gesteld dat eiser zich agressief en onveilig gedroeg in het verkeer. Eiser betwistte de juistheid van deze melding en voerde aan dat de verbalisant een persoonlijke vete tegen hem had, wat de objectiviteit van het mutatierapport in twijfel zou trekken. De rechtbank oordeelt echter dat de verbalisant in beginsel geen belang heeft om onjuistheden te rapporteren en dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen.
De rechtbank concludeert dat de EMG terecht is opgelegd, omdat eiser herhaaldelijk gedragingen heeft vertoond die een gevaar of hinder op de weg veroorzaken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.