ECLI:NL:RBDHA:2022:11213

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 21/7503
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Rva-verstrekking aan asielzoeker met post-COVID klachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een asielzoekster met de Surinaamse nationaliteit, en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het COA waarin werd medegedeeld dat haar Rva-verstrekking per 25 december 2021 zou worden beëindigd. Eiseres stelde dat zij recht had op continuering van de verstrekking vanwege haar medische klachten, die voortvloeien uit het post-COVID syndroom. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting op 6 september 2022, waarbij zowel eiseres als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank overwoog dat eiseres niet onder de categorieën valt die aanspraak maken op Rva-verstrekkingen, aangezien zij hangende haar aanvraag om uitstel van vertrek geen recht had op deze verstrekkingen. De rechtbank oordeelde dat het COA het verzoek om continuering van de verstrekking terecht had afgewezen, omdat er geen zeer bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. Eiseres had weliswaar medische klachten, maar deze waren niet van dien aard dat er sprake was van een acute medische noodsituatie. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de Rva-verstrekking niet in strijd was met de Terugkeerrichtlijn en dat de gevolgen van de wet voor eiseres niet onevenredig waren in verhouding tot het doel van de wet.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/7503

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Coa), verweerder

(gemachtigde: drs. J.M. Sidler).

Procesverloop

Bij brief van 13 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder eiseres medegedeeld dat haar Rva [1] -verstrekking per 25 december 2021 zal worden beëindigd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 27 augustus een verweerschrift en op 30 augustus 2022 een aanvullend verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 september 2022 op zitting behandeld. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De dochter van eiseres, [A], was aanwezig.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Aan eiseres, met de Surinaamse nationaliteit, is voor de periode van 26 mei 2021 tot 26 november 2021 uitstel van vertrek verleend [2] . Verweerder heeft eiseres medegedeeld dat de Rva-verstrekking een maand na deze datum van rechtswege eindigt [3] . Het verzoek om continuering van de verstrekking is daarmee afgewezen.
Wat vindt eiseres in beroep?
2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij heeft in verband met haar klachten als gevolg van het post-COVID syndroom om verlenging van de artikel 64 Vw-maatregel gevraagd. Verweerder diende gedurende deze periode aan haar een Rva-verstrekking toe te kennen. De toegepaste wetgeving is te beperkt uitgelegd, gelet op de considerans en artikel 9 van de Terugkeerrichtlijn. [4] Deze dient daarom rechtstreeks te worden toegepast. Bovendien is het onredelijk om de verstrekking stop te zetten terwijl nog niet was beslist op deze aanvraag.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de beroepsgronden van eiseres ook gericht tegen de afwijzing van het verzoek om continuering van de verstrekking. Eiseres betoogt onder meer dat zij lijdt aan het post-COVID syndroom en daardoor fysieke en psychische klachten ervaart. Hierin kan de beroepsgrond worden gelezen dat er sprake is van een acute medische noodsituatie indien de verstrekking wordt gestopt. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende kenbaar gemaakt dat het beroep zich mede richt op de afwijzing van het verzoek om continuering van de verstrekking.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het recht op de Rva-verstrekking van eiseres heeft mogen beëindigen, omdat eiseres niet onder een van de categorieën valt die aanspraak maakt op verstrekkingen. Asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen kunnen uitsluitend in de gevallen voorzien in de Rva jegens het COA aanspraak maken op verstrekkingen. [5] Eiseres heeft op 7 december 2021 een nieuwe aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek. Hangende de aanvraag om uitstel van vertrek komt zij niet in aanmerking voor verstrekkingen van de Rva [6] . Dit komt haar alleen toe als haar daadwerkelijk uitstel van vertrek is verleend.
3.2.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder het verzoek om continuering van de verstrekking heeft mogen afwijzen. Verweerder wijst een dergelijk verzoek alleen toe ingeval van zeer bijzondere omstandigheden. [7] Het ontstaan van een acute medische noodsituatie op het moment van het beëindigen van de verstrekking kan een zeer bijzondere omstandigheid meebrengen. Eiseres lijdt aan het post-COVID syndroom en ervaart daardoor fysieke en psychische klachten. Maar niet is gebleken dat haar medische omstandigheden zo ernstig zijn dat zonder onmiddellijke behandeling een medische noodsituatie ontstaat.
3.3.
Het betoog van eiseres dat er sprake is van strijd met de Terugkeerrichtlijn, volgt de rechtbank niet. Artikel 9 van de Terugkeerrichtlijn is geïmplementeerd in de bestaande artikelen 63 en 64 van de Vw en geven een nadere invulling aan de specifieke omstandigheden als in voornoemde bepaling van de Terugkeerrichtlijn. [8] Van een te beperkte uitleg van de Terugkeerrichtlijn is niet gebleken.
3.4.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van zodanige bijzondere omstandigheden dat moet worden geconcludeerd dat de gevolgen van de toepassing van de wet, voor eiseres onevenredig zijn in verhouding tot het met de wet te dienen doel. De rechtbank neemt bij deze beoordeling ook in aanmerking dat in het geval van een noodzakelijke medische behandeling eiseres een beroep kan doen op artikel 10, tweede lid, van de Vw en dat zij zich ook kan wenden tot de Dienst Terugkeer & Vertrek voor opvang- en leef voorzieningen en medisch noodzakelijke zorg. Van strijd met het evenredigheidsbeginsel is dan ook niet gebleken.
3.5.
Daarom kan het beroep niet slagen.
3.6.
Op zitting hebben partijen de mogelijkheid besproken van een aanvraag op grond van artikel 8 van het EVRM [9] gelet op de recente jurisprudentie [10] . De dochter van eiseres heeft aangegeven dat zij graag voor haar moeder blijft zorgen. Haar moeder heeft last van klachten als kortademigheid, een hoge bloeddruk en jicht. Zij is hierdoor afhankelijk van de zorg van haar dochter en woont ook bij haar in huis.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 3, derde lid, sub f, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere vreemdelingen 2005 (Rva).
2.Op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Op grond van artikel 7, eerste lid, onder d, van de Rva.
4.Eiseres doet een beroep op overweging 12 van de considerans van de Richtlijn 2008/115/EG (de Terugkeerrichtlijn) en artikel 9 van de Terugkeerrichtlijn.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 10 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:86.
6.Zie artikel 7, eerste lid, onder d van de Rva.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW0578.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:66.
9.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
10.Zie de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.