ECLI:NL:RBDHA:2022:11213
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging Rva-verstrekking aan asielzoeker met post-COVID klachten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een asielzoekster met de Surinaamse nationaliteit, en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het COA waarin werd medegedeeld dat haar Rva-verstrekking per 25 december 2021 zou worden beëindigd. Eiseres stelde dat zij recht had op continuering van de verstrekking vanwege haar medische klachten, die voortvloeien uit het post-COVID syndroom. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting op 6 september 2022, waarbij zowel eiseres als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.
De rechtbank overwoog dat eiseres niet onder de categorieën valt die aanspraak maken op Rva-verstrekkingen, aangezien zij hangende haar aanvraag om uitstel van vertrek geen recht had op deze verstrekkingen. De rechtbank oordeelde dat het COA het verzoek om continuering van de verstrekking terecht had afgewezen, omdat er geen zeer bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. Eiseres had weliswaar medische klachten, maar deze waren niet van dien aard dat er sprake was van een acute medische noodsituatie. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de Rva-verstrekking niet in strijd was met de Terugkeerrichtlijn en dat de gevolgen van de wet voor eiseres niet onevenredig waren in verhouding tot het doel van de wet.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.