ECLI:NL:RBDHA:2022:11077
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening visum kort verblijf wegens openbare orde en vestigingsgevaar
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Surinaamse nationaliteit, had een visum voor kort verblijf aangevraagd om bij de geboorte van zijn kind in Nederland aanwezig te zijn. De aanvraag werd echter afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken, omdat verzoeker als ongewenst vreemdeling was verklaard en als een gevaar voor de openbare orde werd beschouwd. Verzoeker heeft op 30 juni 2022 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat op zitting werd behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek ontvankelijk was, maar dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht was. Verzoeker had niet aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor een verblijfsrecht voldeed, en de ongewenstverklaring stond in de weg aan de verlening van een faciliterend inreisvisum. De voorzieningenrechter merkte op dat de bepalingen van de Verblijfsrichtlijn niet op verzoeker van toepassing waren, omdat hij geen familie was van een Unieburger die gebruik had gemaakt van zijn recht op vrij verkeer. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.