ECLI:NL:RBDHA:2022:11021

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.9997
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag gegrond verklaard

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.A. Pieters, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag. De rechtbank, zittingsplaats Utrecht, heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn van acht weken opnieuw een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiseres. Eiseres had de Staatssecretaris op 20 april 2022 in gebreke gesteld, maar er was sindsdien geen besluit genomen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de Staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Indien de Staatssecretaris deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Ettikhoven, en is openbaar gemaakt op 6 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.9997
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 10 februari 20221. In die uitspraak staat dat verweerder binnen acht weken opnieuw moet beslissen op de aanvraag van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.

Overwegingen

De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.2
Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.3
Is het beroep van eiseres ontvankelijk en gegrond?
De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn opnieuw een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiseres. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 20 april 2022 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken voorbij zijn gegaan.
2 Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb
De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan verweerder op?
De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen.4 Er kunnen omstandigheden zijn die er voor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.5 De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verweerder een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen.
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
Eiseres heeft op grond van artikel 8:55c van de Awb gevraagd dat de rechtbank de hoogte van de ingevolge afdeling 4.1.3 verbeurde dwangsom (de bestuurlijke dwangsom) vaststelt.
In artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet), zoals die geldt sinds 11 juli 2021, is bepaald dat de artikelen 4.17 tot en met 4.19 van de Awb (die deel uitmaken van afdeling 4.1.3) niet van toepassing zijn op een besluit op een asielaanvraag voor bepaalde tijd. In de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 5 augustus 20226 is geoordeeld dat het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom geen strijd oplevert met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel, waaronder begrepen het bepaalde in artikel 47 van het Handvest. Daarom kan de rechtbank niet vaststellen dat verweerder een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd.
Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?
Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet bepaald dat afdeling 8.2.4a (waarin artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb staat) en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Door deze wet is het voor de bestuursrechter niet meer mogelijk om een dwangsom op te leggen in een asielzaak.
In de eerdergenoemde uitspraak van 5 augustus 2022 heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van de ABRvS van 6 juli 20227, geoordeeld dat artikel 1 van de Tijdelijke wet, zoals dit luidt sinds 11 juli 2021, onverbindend is voor zover daarin de bestuursrechter de mogelijkheid wordt ontzegd aan overschrijding door verweerder van een gestelde termijn een dwangsom te verbinden. Dit betekent dat de rechtbank verweerder op kan dragen binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt.8
De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
4 Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5 Op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb
8 Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, en/of artikel 8:72, zesde lid, van de Awb
Conclusie en gevolgen
Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen twee weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt
€ 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 september 2022

Documentcode: [nummer]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.