In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Grigorjan, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 9 november 2021 ingediend, en volgens de wet had verweerder uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 12 mei 2022 in gebreke gesteld, maar er is na deze ingebrekestelling meer dan twee weken verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat verweerder niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft verweerder een termijn van zestien weken gegeven om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Ettikhoven, en is openbaar uitgesproken op 6 september 2022.