In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep dat eiser had ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend op 8 juni 2021. De Staatssecretaris heeft echter niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot het indienen van een beroep door eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris de wettelijke beslistermijn van zes maanden heeft overschreden en dat eiser op 30 maart 2022 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser ontvankelijk en gegrond is, omdat de Staatssecretaris niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de Staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 september 2022.