ECLI:NL:RBDHA:2022:11004

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
NL21.13973
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van een vreemdeling met politieke betrokkenheid bij Jamaat-e-Islam in Bangladesh

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 juli 2022 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een vreemdeling van Bengalese nationaliteit, die betrokken was bij de politieke partij Jamaat-e-Islam. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, omdat hij van mening was dat de vreemdeling niet beschikte over een fundamentele politieke overtuiging. De vreemdeling stelde dat hij administratieve werkzaamheden voor de partij had verricht en vreesde bij terugkeer naar Bangladesh te worden vervolgd vanwege zijn politieke activiteiten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een onjuist toetsingskader had gehanteerd. De rechtbank vond het geloofwaardig dat de vreemdeling politieke activiteiten had verricht en dat hij vreesde voor vervolging bij terugkeer. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de vrees bij terugkeer niet afhankelijk had moeten zijn van de vraag of er sprake was van een fundamentele politieke overtuiging. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg hem op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de vrees van de vreemdeling opnieuw moet worden beoordeeld. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van de vreemdeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13973

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.Th. van Alkemade),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: A. Wildeboer).

ProcesverloopBij besluit van 6 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Daarbij is tevens besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor een van de in een asielprocedure ambtshalve te verlenen verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd. Evenmin is aan eiser uitstel van vertrek verleend.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft op 14 juni 2022 een schriftelijke reactie gevraagd aan verweerder op de door eiser in beroep ingediende stukken en vragen gesteld aan verweerder over het aspect fundamentele politieke overtuiging.
Verweerder heeft op 17 juni 2022 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is, met kennisgeving van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

De asielaanvraag
1. Eiser stelt van Bengalese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2003. Hij heeft hier te lande op 3 september 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gedaan.

Het asielrelaas

2. Ter onderbouwing van die aanvraag heeft eiser in zijn nader gehoor, samengevat weergegeven, het volgende aangevoerd. Eiser was van 13 januari 2017 tot juli 2018 lid van de partij Jamaat-e-Islam [1] . Zijn vader was sinds 2015 de voorzitter van de partij in hun wijk [naam] . Volgens eiser is Jamaat-e-Islam de enige partij die (arme) mensen helpt en goede daden verricht. Ze willen dat het land zich verder ontwikkelt en dat het volgens de islam wordt gerund. De partij wil een einde maken aan de corruptie en protesteert tegen slechte daden. Eiser werd een poosje na zijn lidmaatschap publiciteitsredacteur van deze partij. Hij moest documenten en formulieren voor nieuwe leden invullen en hij organiseerde vergaderingen en demonstraties. Eiser kan zich niet herinneren hoe vaak hij heeft deelgenomen aan demonstraties. In de bazaar waar hij woonde heeft hij een aantal keren deelgenomen. Jamaat-e-Islam demonstreerde dan tegen regeringsbeslissingen, of als iemand van de Jamaat-e-Islam was opgehangen of een levenslange gevangenisstraf had gekregen.
3. Voor juni 2018 waren er kleine onenigheden met de leden van de Awami League partij, maar niet zo gevaarlijk dat eiser voor zijn leven moest vrezen. In juni 2018 was er echter een incident met de Awami League partij dat ontaarde in fysiek geweld. Er vond een ledenvergadering plaats van Jamaat-e-Islam in het lokale kantoor dat naast het kantoor van de Awami League was gelegen. Leden van Awami League kwamen het kantoor van Jamaat-e-Islam binnen en er ontstond een ruzie. Ze waren in de meerderheid en hadden stokken en machetes bij zich waarmee ze begonnen te slaan. Er waren wel vaker verbale ruzies tussen de leden van beide partijen, maar deze keer ontspoorde het in een vechtpartij. De leden van Jamaat-e-Islam verdedigden zich. Een van de leden van Awami League werd gedood. Wie hem heeft gedood, is onbekend. Het kantoor werd vernield en papieren en documenten zijn meegenomen door Awami League. Volgens eiser zijn er ook documenten met zijn persoonlijke gegevens meegenomen. Alle partijleden van Jamaat-e-Islam zijn gevlucht om hun leven te redden. Twee leden zijn later opgepakt en gedood.
4. Eiser is naar het ziekenhuis in [plaats] gegaan. Daar heeft hij een snijwond op zijn arm laten behandelen. Ondertussen waren leden van de Awami League en de politie naar de woning van eiser gegaan. Ze waren op zoek naar eiser en zijn vader. Leden van de Awami League hebben het huis vernield. Eiser is naar zijn tante en zijn vader is naar een vriend gevlucht. Eiser verbleef overdag bij zijn tante en ’s nachts in een gebouw dat ongeveer twee kilometer van de woning van zijn tante ligt.
5. Na het incident werd eiser gezocht en beschuldigd van landverraad en moord, omdat hij lid is van de Jamaat-e-Islam en aanwezig was bij het incident. Er zijn twee rechtszaken aangespannen tegen hem en zijn vader. De politie en aanhangers van Awami League waren op zoek naar eiser en zijn vader, maar konden hen niet vinden. De politie is ook bij zijn tante geweest, maar eiser was daar op dat moment niet aanwezig.
6. Zijn vader heeft op 20 juni 2018 het land verlaten en is naar Dubai gegaan.. Hij heeft vervolgens met hulp van een vriend een visum voor eiser geregeld. Eiser is op 9 juli 2018 vanuit zijn schuilplaats rechtsreeks naar de luchthaven gegaan. Degene met wie zijn vader had gesproken heeft hem naar het vliegveld gebracht en heeft alles geregeld. Eiser is naar Rusland gereisd, waar hij een maand heeft verbleven. Vanuit Rusland is hij naar Oekraïne gegaan waar hij enige tijd in vreemdelingendetentie heeft gezeten. Na anderhalf jaar kwam eiser weer vrij. Hij is toen naar Duitsland gereisd en van Duitsland naar Nederland.
7. Eiser vreest bij terugkeer naar Bangladesh een levenslange gevangenisstraf te krijgen of door leden van de Awami League te worden gedood. De politie en Awami League zijn nog steeds op zoek naar hem en zijn vader. De rechtszaken tegen hen lopen nog.
8. Eiser is vervolgens aanvullend gehoord, desgevraagd verklaarde eiser als volgt.
9. Toen eiser jong was, was zijn familie al aanhanger van Jamaat-e-Islam. Zijn vader was daar voorzitter van de afdeling [naam] . Zijn vader heeft hem nooit gedwongen om lid van de partij te worden en liet hem de vrije keuze. Nadat de partij naar de school van eiser kwam om haar doelen uiteen te zetten, besloot eiser om lid te worden. Eiser wilde deel uitmaken van een partij die de richtlijnen van de islam volgt, arme mensen helpt, goede daden verricht en protesteert als de regering foute dingen doet zoals wetten aannemen die tegen de islam zijn en belangrijke leiders van de Jamaat-e-Islam vals beschuldigen en op te sluiten of op te hangen. De grote leiders van de partij werden beschuldigd van landverraad. Eiser heeft vele malen meegedaan met demonstraties hiertegen. Soms ontstonden dan problemen met de politie en aanhangers van Awami League. Er werd dan gescholden en er werden klappen uitgedeeld. Eiser vluchtte altijd weg als dit gebeurde.
10. Eiser ging elke dag na schooltijd naar het partijkantoor en werkte voor de partij. Zijn vader regelde alles en gaf instructies. Eiser werd uiteindelijk publiciteitsredacteur van de partij. Hij moest mensen per brief of mondeling uitnodigen voor een vergadering en liet mensen weten wanneer er een demonstatie was. Op internet heeft de partij een blad en een eigen website.
11. Over het incident in juni 2018 verklaart eiser aanvullend nog het volgende. Halverwege de vergadering kwamen er enkele leden van Awami League binnen. Er ontstond een verhitte discussie tussen de mensen met hoge posities. Vervolgens werd de vader van eiser geslagen. Daarna kwamen alle andere leden van Awami League die buiten stonden naar binnen en ontstond er een vechtpartij. Iedereen ging met elkaar op de vuist. De leden van Awami League waren in de meerderheid en hadden wapens. De leden van Jamaat-e-Islam vluchtten om hun leven te redden. Het kantoor werd vernield. Eiser is via het raam gevlucht en besefte pas later dat hij gewond was geraakt aan zijn arm. Eiser heeft een dag later van zijn vader vernomen dat er toen een van de partijleden van Awami League per ongeluk door een van zijn eigen partijleden werd gedood, dat de politie direct is gekomen en alles, zoals belangrijke documenten (ledenlijst), heeft meegenomen. De politie kon niemand vinden omdat iedereen weg was. Een dag na het incident heeft eiser zijn vader gesproken. Zijn vader verbleef bij een vriend in een andere stad en eiser verbleef bij zijn tante, omdat niemand wist waar zij woonde. Zijn vader had gehoord dat tijdens het incident een van de leden van Awami League gedood was. Zijn vader was er ook achter gekomen dat hij, eiser en nog twee andere mensen de schuld hiervan kregen, als de hoofdschuldigen werden gezien. Er zijn twee rechtszaak tegen eiser wegens moord en landverraad. Eiser heeft hier geen bewijsstukken van. Eiser kan niet aan documenten komen. Degene die dat heeft geprobeerd, is in de problemen gekomen en loopt gevaar. Als men een kopie van de rechtszaak vraagt, loopt men gevaar. Er is iemand geweest die het heeft geprobeerd, maar het is die persoon niet gelukt. De politie wilde van die persoon weten waar eiser en zijn vader waren, omdat ze dachten dat hij dat wist. Hij is toen door de politie mishandeld, zo heeft eiser van zijn vader vernomen voordat zijn vader Bangladesh verliet.
12. Eiser heeft tevens van zijn vader gehoord dat mensen van Awami League dezelfde dag van het incident op zoek naar hen zijn gegaan en hun woning hebben vernield. Eiser vermoedt dat zijn vader dit van een van de buren heeft vernomen. De moeder, zussen en opa van eiser waren op dat moment al gewaarschuwd en gevlucht naar een andere tante van eiser. Zij zijn later regelmatig bezocht door de politie, omdat die wil weten waar eiser en zijn vader verblijven. De politie is ook bij de tante geweest waar hij verbleef. Dat was tien dagen voordat hij het land verliet.
13. Eiser is met zijn eigen paspoort uitgereisd. Hij had een visum voor Rusland en niet voor Dubai, waar zijn vader verbleef. Het was toen niet mogelijk om een visum voor Dubai te krijgen. Hij is na zijn vertrek uit Bangladesch niet meer actief voor de partij, omdat er geen Jamaat-e-Islam in Nederland is en hij vanuit Nederland niets kan doen. Eiser volgt de islamitische wetten van de partij nog wel. Indien aangenomen zou worden dat hij bij terugkeer naar Bangladesh niet gedood of in de gevangenis gestopt zou worden, zou hij doorgaan met het werk dat hij vroeger voor de partij deed. Volgens eiser zijn de politie en aanhangers van Awami League echter nog steeds op zoek naar hem. Hij wordt als landverrader gezien en er lopen valse rechtszaken tegen hem. Ze willen hem ophangen of levenslang achter de tralies krijgen. Eiser kan zich niet elders veilig in Bangladesh vestigen, omdat er overal foto’s van hem en zijn vader zijn verspreid en iedereen erover weet.
Relevante elementen
14. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Politieke betrokkenheid bij Jamaat-e-Islam partij;
Beschuldigd van moord en landverraad na incident met Awami League partij.
Het bestreden besluit
15. Verweerder acht eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Wat betreft relevant element 2 stelt verweerder zich op het standpunt dat de verklaringen van eiser over zijn betrokkenheid bij de Jamaat-e-Islam partij deels worden gevolgd. Verweerder gelooft dat eiser administratieve werkzaamheden heeft verricht op het lokale kantoor van Jamaat-e-Islam en op die manier betrokken is geweest bij de partij. Naar de mening van verweerder is evenwel niet gebleken dat bij eiser sprake is van een fundamentele politieke overtuiging. Relevant element 3 wordt door verweerder niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft het deels geloofwaardig geachte relevante element 2 verder getoetst en acht eisers vrees dat hij bij terugkeer naar Bangladesh zal worden gestraft of vermoord, niet aannemelijk. Er is geen sprake van een fundamentele politieke overtuiging en ongeloofwaardig wordt geacht dat hij wordt gezocht en er rechtszaken tegen hem lopen. Nu geen sprake is van een fundamentele politieke overtuiging en ongeloofwaardig is dat eiser wordt gezocht vanwege zijn betrokkenheid bij Jamaat-e-Islam, stelt verweerder zich op het standpunt dat er van eiser terughoudendheid mag worden verwacht wanneer hij is teruggekeerd naar zijn land van herkomst. Verweerder meent dat het des temeer mogelijk is voor eiser om zich terughoudend op te stellen, omdat eiser al een aantal jaren niet meer actief is geweest voor Jamaat-e-Islam.
Standpunt eiser in gronden van beroep
16. In zijn schriftelijke gronden van beroep stelt eiser dat als eerste de vraag moet worden beantwoord of sprake is van een fundamentele politieke overtuiging, en daarna of in het land van herkomst uiting is gegeven aan die overtuiging, dan wel hier te lande, of de autoriteiten van die overtuiging op de hoogte zijn geraakt, en of vervolgens de betreffende vluchteling daardoor problemen heeft gekregen. Uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 20 mei 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:4634) volgt dat de vraag wat moet worden verstaan onder het begrip fundamentele politieke overtuiging niet duidelijk is. De rechtbank oordeelt dat uit het Vluchtelingenverdrag, de Kwalificatierichtlijn, noch de nationale regelgeving kan worden afgeleid wat precies onder een fundamentele politieke overtuiging moet worden verstaan en wanneer hiervan sprake is. Voorts ontbreekt een (openbaar) toetsingskader in de vorm van een werkinstructie of vaste gedragslijn van verweerder, en ook anderszins is niet duidelijk wat onder dit begrip moet worden verstaan. Verweerder kan dan ook niet beoordelen of en wanneer sprake is van een fundamentele politieke overtuiging en reeds daarom slaagt het beroep van eiser. Subsidiair bestrijdt eiser, zonder een standpunt in te willen nemen over de uitleg van het begrip, verweerders tegenwerpingen waaruit zou blijken dat hij geen fundamentele politieke overtuiging heeft. Eiser stelt zich vervolgens op het standpunt dat relevant element 3 ten onrechte niet geloofwaardig is geacht. Tot slot heeft eiser in beroep verklaringen ingebracht die hij heeft ontvangen van zijn partij waarin zowel zijn werkzaamheden voor de partij als de door hem ondervonden problemen worden bevestigd.
Verweerschrift
17. De rechtbank heeft op 14 juni 2022 verweerder verzocht om te reageren op de vraag waarom het voor verweerder essentieel is dat sprake is van een fundamentele politieke overtuiging omdat niet in geschil dat eiser in Bangladesh werkzaamheden Jamaat-e-Islam heeft verricht en waarom en hoeverre verweerder terughoudendheid verlangt bij terugkeer. Verder is verweerder gevraagd of naar zijn mening van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 16 februari 2022 [2] , waarin door de Afdeling prejudiciële vragen zijn gesteld over de fundamentele politieke overtuiging van toepassing is in deze zaak. Verweerder is ook gevraagd te reageren op de door eiser in beroep ingediende documenten.
18. Verweerder stelt in zijn reactie van 17 juni 2022 dat uit de uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2019 [3] volgt dat bij de beoordeling van een asielrelaas over de politieke activiteiten die een vreemdeling heeft verricht, eerst moet worden nagegaan of de activiteiten voortkomen uit een fundamentele politieke overtuiging. Pas daarna kan relevant zijn of aannemelijk is dat de autoriteiten hiervan op de hoogte zijn en of er sprake van vervolging is. Vervolgens is verweerder van oordeel dat in het geval geen sprake is van een fundamentele politieke overtuiging van eiser terughoudendheid verwacht mag worden bij terugkeer naar zijn land van herkomst. Verweerder heeft verder aangegeven, onder verwijzing naar de uitspraak van 26 juni 2019, dat met het begrip ‘fundamentele politieke overtuiging’ door de Afdeling – kernachtig – wordt gedoeld op een overtuiging die zo fundamenteel is voor de identiteit of morele integriteit van een vreemdeling, dat niet mag worden gevraagd dat deze door de vreemdeling wordt opgegeven. Daarbij wijst verweerder er nog op dat in het woord ‘overtuiging’ eveneens besloten ligt dat sprake dient te zijn van meer dan (slechts) een opvatting of mening.
19. Verweerder geeft vervolgens aan dat de toetsing zoals de Afdeling op basis van de hiervoor genoemde uitspraak voorstaat is gevolgd. Volgens verweerder is het dus van belang om na te gaan of er sprake is van een fundamentele politieke overtuiging die ten grondslag liggen aan de gepleegde activiteiten voor de Jamaat-e-Islam. Het Vluchtelingenverdrag en de Kwalificatierichtlijn bieden een vreemdeling immers bescherming vanwege een gestelde politieke overtuiging, wanneer het hebben van deze overtuiging dermate fundamenteel is voor zijn identiteit of zijn morele integriteit, dat van hem niet mag worden geëist dat hij dit opgeeft. Dat geloofwaardig is geacht dat eiser administratieve taken voor de partij verrichtte maakt nog niet dat daarmee sprake is van een fundamentele politieke overtuiging. Dat er in de besluitvorming op is gewezen dat van eiser bij terugkeer terughoudendheid mag worden verlangd, voor zover hij meent vanwege activiteiten voor de partij te moeten vrezen voor negatieve belangstelling van de autoriteiten, moet dat ook worden bezien in het licht van voren geschetst kader. Dat geloofwaardig wordt geacht dat hij betrokken is bij de partij, betekent niet dat er niet aan het vraagstuk kan worden toegekomen.
20. Vervolgens is verweerder van mening dat de zaak van eiser niet valt binnen het kader van de verwijzingsuitspraak van de Afdeling van 16 februari 2022. In de rechtsoverwegingen 18 en 19 wordt door de Afdeling een indicatie gegeven welke groepen van vreemdelingen wel en welke groepen van vreemdelingen niet onder de reikwijdte van deze uitspraak vallen. Nu gevolgd wordt dat eiser reeds politieke activiteiten in het land van herkomst verrichtte, welke naar de mening van verweerder niet voortkomen uit een fundamentele politieke overtuiging, en waarbij mede is betrokken dat eiser hier te lande ook niet politiek actief is, en hij niet aannemelijk heeft gemaakt daardoor in de negatieve belangstelling te hebben gestaan, valt eiser naar de mening van verweerder niet onder de reikwijdte van deze verwijzingsuitspraak.
21. Over de door eiser in beroep overgelegde documenten met de verklaringen van zijn partij stelt verweerder zich op het volgende standpunt. Verweerder merkt op dat reeds eerder in de procedure een soortgelijke verklaring is ingebracht. In het document van 8 juli 2019 staan nagenoeg dezelfde verklaringen, alleen wordt eiser in de verklaring van 29 augustus 2021 een activist genoemd en in de verklaring van 8 juli 2019 geduid als een leider van de “Bangladesh-Jamayat-E-Islami”. Verweerder heeft over de verklaring van 8 juli 2019 al een standpunt ingenomen in de besluitvorming. De verklaring van 29 augustus 2021, nog daargelaten dat deze eerder ingebracht had kunnen en moeten worden en niet nader is geduid hoe en op welke wijze eiser hieraan is gekomen, kent nagenoeg dezelfde strekking. Deze verklaring is op verzoek afgegeven, heeft voornamelijk een algemene strekking en laat na nader te concretiseren waarom eiser in zijn land van herkomst te vrezen heeft voor vervolging dan wel een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. In dit kader wordt eveneens een link gelegd met hetgeen leiders (leaders activist/central leaders) zou zijn overkomen, hetgeen niet strookt met de verklaringen van eiser zelf over zijn werkzaamheden bij de partij en zijn leeftijd. Dat er thans een origineel document beschikbaar zou zijn, maakt dit niet anders en noopt niet tot nader onderzoek.
Nadere duiding beroepsgronden ter zitting
22. Naar aanleiding van het verweerschrift en de behandeling ter zitting heeft eiser medegedeeld dat van zijn zijde sprake is van voortschrijdend inzicht. Niet langer wordt door eiser betoogd dat eerst de fundamentele politieke overtuiging moet worden beoordeeld. Dit omdat verweerder geloofwaardig heeft geacht dat eiser in Bangladesh politieke activiteiten heeft verricht. Verweerder zal de vrees bij terugkeer van de geloofwaardig geachte elementen moeten beoordelen. Eiser handhaaft evenwel zijn stellingen dat het toetsingskader wat betreft de fundamentele politieke overtuiging onduidelijk is en dat verweerders tegenwerpingen, zowel wat betreft eisers politieke overtuiging als de problemen die hij heeft gehad in Bangladesh, geen stand kunnen houden.
De beoordeling door de rechtbank
Politieke betrokkenheid bij Jamaat-e-Islam partij
23. De rechtbank is van oordeel dat verweerder een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd bij de beoordeling van het relevante element “politieke betrokkenheid bij Jamaat-e-Islam partij”. Verweerder heeft het geloofwaardig geacht dat eiser reeds in zijn land van herkomst politieke activiteiten heeft verricht en bij de partij betrokken was. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder dan niet (eerst) moeten beoordelen of deze geloofwaardig geachte activiteiten zijn verricht vanuit een fundamentele politieke overtuiging maar had verweerder het geloofwaardig geachte deel van dit relevante element moeten doortoetsen en moeten beoordelen of de vrees bij terugkeer vanwege deze door eiser verrichte activiteiten aannemelijk en voldoende zwaarwegend is. Dit had verweerder moeten doen zonder daarbij te betrekken of sprake is van een fundamentele politieke overtuiging en zonder daaraan het gevolg te verbinden dat van eiser, bij gebrek aan een fundamentele politieke overtuiging, terughoudendheid bij terugkeer wordt verwacht. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt.
24. De Afdeling heeft in de verwijzingsuitspraak van 16 februari 2022 [4] vier vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) gesteld over de vervolgingsgrond politieke overtuiging en het belang van de sterkte van die overtuiging voor de beoordeling van het verzoek om internationale bescherming. In rechtsoverweging 18 heeft de Afdeling aangegeven dat er verschillende groepen van vreemdelingen zijn waarvoor de in de verwijzingsuitspraak gestelde vragen niet relevant zijn. Dat wordt toegelicht aan de hand van een aantal situaties.
25. Zo wordt de situatie benoemd dat de vreemdeling al reden voor gegronde vrees op vervolging kan hebben omdat hij aannemelijk heeft gemaakt dat dat hij vóór vertrek uit zijn land van herkomst al in de negatieve aandacht van een actor van vervolging stond vanwege het uiten van zijn politieke overtuiging. De sterkte van die overtuiging is dan niet relevant (rechtsoverweging 18.1). Ook in het geval van ‘réfugié sur place’, wanneer de vreemdeling in de negatieve aandacht van de actoren van vervolging is komen te staan vanwege politieke activiteiten na zijn vertrek, speelt de sterkte van de overtuiging geen rol (rechtsoverweging 18.2). Dan bestaat er immers eveneens een gegronde vrees voor vervolging.
26. In rechtsoverweging 18.3 stelt de Afdeling dat er nog meer situaties mogelijk zijn waarin de in de verwijzingsuitspraak gestelde vragen evenmin relevant zijn. Onder meer de situatie waarin een vreemdeling al in het land van herkomst een politieke overtuiging uitte door het verrichten van politieke activiteiten, de actor van vervolging daarvan toen niet op de hoogte is geraakt, terwijl die vreemdeling na afwijzing van de asielaanvraag in het land van ontvangst en na terugkeer naar het land van herkomst die activiteiten voortzet. Dergelijke ’sur place' activiteiten die een continuering vormen van eerder onopgemerkte activiteiten liggen buiten het bereik van de verwijzingsuitspraak. Dit omdat in deze situatie, anders dan in de verwijzingsuitspraak, het onderzoek en de beoordeling van de beslisautoriteit en de rechterlijke controle daarvan zich concentreren op de vraag naar de gegrondheid van de vrees en niet op de vraag naar de sterkte van de politieke overtuiging, aldus de Afdeling.
27. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door de Afdeling beschreven situaties in rechtsoverweging 18.3, gelet op de bewoording “onder meer”, niet limitatief bedoeld, en kan ook de situatie van eiser daaronder worden geschaard. Het is niet in geschil dat eiser in zijn land van herkomst een politieke overtuiging uitte door het openlijk verrichten van politieke activiteiten voor of ter ondersteuning van de Jamaat-e-Islam partij. Deze partij is strikt genomen niet illegaal maar is wel uitgesloten van deelname aan de verkiezingen. Dat verweerder de gestelde problemen van eiser niet geloofwaardig heeft geacht en daarmee van mening is dat eiser niet in de negatieve belangstelling is komen te staan, neemt niet weg dat wel wordt geloofd door verweerder dat eiser al in Bangladesh openlijk politieke activiteiten heeft verricht. De rechtbank maakt daaruit op dat verweerder ook geloofwaardig acht dat eisers politieke overtuiging in Bangladesh al ontwikkeld en geuit is. Eiser heeft aangegeven dat hij, ondanks dat hij deze activiteiten niet in Nederland heeft voortgezet, deze activiteiten wel wil voortzetten als hij terug zou moeten keren. In die situatie, die sterke gelijkenis vertoont met de door de Afdeling genoemde situatie, zijn de prejudiciële vragen dan eveneens niet van toepassing. De rechtbank overweegt hiertoe dat niet valt in te zien dat de situatie van eiser, ondanks de sterke gelijkenissen met het voorbeeld uit rechtsoverweging 18.3, wel onder de reikwijdte van de prejudiciële vragen zou vallen en dat het beoordelen van de sterkte van de overtuiging in zijn geval wel een rol speelt. Immers uit de uitspraak van de Afdeling lijkt uit rechtsoverweging 13 en 19 nadrukkelijk te volgen dat de vragen zien op de situaties waarin vreemdelingen vrezen voor vervolging vanwege een in het land van ontvangst ontwikkelde en geuite politieke overtuiging. Als de prejudiciële vragen en daarmee de vraag naar de sterkte van de overtuiging ook zouden zien op een reeds in het land van herkomst ontwikkelde en geuite politieke overtuiging, zoals in de situatie van eiser, dan is dat moeilijk te plaatsen in het licht van de uitzondering die is genoemd in rechtsoverweging 18.3 waarin het (ook) gaat om in het land van herkomst ontwikkelde en geuite politieke activiteiten die na terugkeer worden voortgezet. De rechtbank ziet niet in hoe de enkele omstandigheid dat in het voorbeeld uit de verwijzingsuitspraak de autoriteiten niet op de hoogte zijn geraakt, zo wezenlijk verschilt van de situatie waarin de politieke activiteiten openlijk zijn verricht maar de autoriteiten om wat voor reden dan ook daar (nog) geen probleem mee hadden of de situatie waarin de gestelde problemen ongeloofwaardig zijn geacht door verweerder. Nu naar het oordeel van de rechtbank de prejudiciële vragen niet relevant zijn in de situatie van eiser, gaat het dus niet om, gelet op de laatste zinsnede uit rechtsoverweging 18.3, het vaststellen van de sterkte van de overtuiging van eiser maar om het beoordelen van de gegrondheid van de vrees van eiser bij terugkeer als hij de geloofwaardig geachte politieke activiteiten in het land van herkomst na terugkeer voortzet.
28. Verweerder heeft in het bestreden besluit de aannemelijkheid van de vrees van het geloofwaardig geachte deel van eisers politieke activiteiten doorgetoetst. Hiertoe is het volgende overwogen:
“Op basis van de geloofwaardig geachte relevante elementen vreest betrokkene bij terugkeer naar zijn land van herkomst dat hij wordt gestraft of wordt vermoord. Deze vrees wordt niet aannemelijk geacht, want er is geen sprake van een fundamentele politieke overtuiging en vanwege het feit dat het ongeloofwaardig wordt geacht dat betrokkene wordt gezocht en er rechtszaken tegen hem lopen.
Nu er geen sprake is van een fundamentele politieke overtuiging zoals onder relevant element 2. is onderbouwd en ongeloofwaardig is geacht dat betrokkene gezocht wordt door zijn betrokkenheid bij Jamaat-e-Islam, mag er terughoudendheid van hem worden verwacht wanneer hij terug is gekeerd naar zijn land van herkomst. Nu hij al bijna drie jaar niet actief is geweest voor Jamaat-e-Islam, zal dit des te meer mogelijk zijn voor betrokkene.”
29. De rechtbank stelt vast dat verweerder deze toets heeft gebaseerd op zijn oordeel over de sterkte van de overtuiging en verweerder van eiser terughoudendheid verwacht bij terugkeer. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft verweerder ten onrechte de sterkte van de politieke overtuiging beoordeeld, deze doet immers in de situatie van eiser niet ter zake. Daarmee heeft verweerder eveneens ten onrechte gesteld dat van eiser terughoudendheid mag worden verwacht bij zijn terugkeer. De rechtbank ziet namelijk niet in waarom van eiser – die in zijn wijk bekend stond vanwege zijn politieke activiteiten en in zijn land van herkomst ook uitkwam voor zijn politieke mening door zijn werkzaamheden op het partijkantoor dat gelegen was naast dat van de tegenpartij en deelname aan demonstraties – bij terugkeer op dat gebied nu wel terughoudendheid mag worden verwacht als verweerder van mening is dat eiser daardoor destijds niet in serieuze problemen is gekomen. Verweerders andere deel van de overweging, dat eisers vrees bij terugkeer eveneens niet aannemelijk wordt geacht omdat zijn gestelde problemen niet geloofwaardig zijn, geeft naar het oordeel van de rechtbank geen inzicht in verweerders standpunt over de
welgeloofwaardig geachte politieke activiteiten van eiser.
30. Verweerder heeft met de overwegingen in het besluit geen juiste invulling gegeven aan de toets of naar aanleiding van het geloofwaardig geachte deel van het relaas voor eiser gegronde vrees voor vervolging bestaat. Verweerder moet inzichtelijk maken of het plausibel (aannemelijk) is dat eiser vanwege de geloofwaardig geachte politiek activiteiten bij terugkeer in de negatieve belangstelling komt te staan. Verweerder zal daarbij het geloofwaardig geachte deel van het relaas moeten beoordelen in het licht van de (politieke) situatie in Bangladesh en de positie van de partij Jamaat-e-Islam in relatie tot de aard en omvang van de politieke activiteiten van eiser.
31. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit op dit punt onzorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd. Reeds daarom komt het bestreden besluit vanwege strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor vernietiging in aanmerking.
32. Omdat de rechtbank van oordeel is dat verweerder het relaas van eiser niet had mogen beoordelen in het licht van de sterkte van zijn politieke overtuiging komt de rechtbank niet toe aan de beroepsgronden van eiser die daartegen zijn gericht.
Beschuldigd van moord en landverraad na incident met Awami League partij
33. De rechtbank acht het opportuun om in te gaan op door eisers aangevoerde beroepsgronden tegen de beoordeling van verweerder van relevant element 3.
34. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de beschuldiging van moord en landverraad na incident met Awami League partij ongeloofwaardig heeft geacht.
Verweerder heeft daartoe kunnen overwegen dat het vreemd is dat eiser de tijd en de mogelijkheid zou hebben gehad om eerst naar het ziekenhuis te gaan met de taxi als de Awami League en de politie meteen naar hem en de andere Jamaat-e-Islam-leden die op het kantoor aanwezig waren op zoek waren naar hem. Eiser heeft verklaard dat de politie op zoek ging naar hem bij onder andere zijn familie en vrienden en bij het huis van zijn tante. Dat eiser dan voor het behandelen van een snijwond op zijn arme het risico zou nemen om een taxi naar het zieken huis te nemen, wordt niet aannemelijk geacht. Eisers beroepsgrond dat de politie pas later naar het partijkantoor kwam en dat er daarom nog tijd was, kan niet slagen nu eiser ook heeft verklaard dat de Awami League naar hem op zoek was en zij wel ter plaatse aanwezig waren. Verweerder heeft verder niet ten onrechte overwogen dat dit temeer vreemd is nu eiser heeft verklaard dat de meerderheid in zijn dorp Awami-aanhangers zijn en hij bekend stond vanwege zijn politieke activiteiten in de wijk die onder het politiebureau [plaats] valt. Eiser heeft zelfs verklaard dat hij herkend werd omdat hij de zoon is van de toenmalige voorzitter van de partij. Dat eiser dus ongemerkt met de taxi naar het ziekenhuis kon en daar behandeld kon worden, wordt daarom niet aannemelijk bevonden. Eisers beroepsgrond dat zowel het ziekenhuis als het huis van zijn tante in een ander (sub)district liggen waardoor eiser daar niet bekend is, volgt de rechtbank niet nu eiser met de taxi door zijn eigen (sub)district heeft moeten reizen om bij het ziekenhuis te kunnen komen.
35. Verweerder heeft eiser ook niet hoeven volgen in diens verklaring dat hij wordt beschuldigd van landverraad en moord en dat er twee rechtszaken tegen hem zijn aangespannen. In de eerste plaats niet omdat verweerder niet ten onrechte de gestelde gebeurtenis naar aanleiding waarvan hij beschuldigd zou zijn niet geloofwaardig heeft geacht. Bovendien heeft eiser enkel van horen zeggen dat deze rechtszaken tegen hem zijn aangespannen. Hij heeft dit alleen van zijn vader vernomen en er verder nooit documentatie van gezien of op een andere manier informatie hierover verkregen. Met betrekking tot de verklaring van eiser dat zijn ouders hierover documenten hebben gezien, overweegt verweerder dat niet is gebleken dat door eiser pogingen zijn gedaan om deze documenten, bijvoorbeeld via familieleden of kennissen, in zijn bezit te krijgen. Verweerder had van eiser mogen verwachten dat hij een inspanning levert om zulke documenten te verkrijgen, of deze al in het bezit waren van zijn familie of niet. Dat verweerder er ten onrechte vanuit gaat dat in Bangladesh een ieder automatisch recht heeft op een afschrift van deze documenten doet er niet aan af dat eiser zich niet voldoende heeft ingespannen om deze formulieren te verkrijgen dan wel aannemelijk te maken dat deze niet te verkrijgen zijn, te meer nu het zou gaan om een tegen eiser aangespannen rechtszaken. Daarnaast kon verweerder overwegen dat het niet aannemelijk is dat een jongen van zijn leeftijd wordt beschuldigd van moord en landverraad terwijl hij geen prominente rol had bij Jamaat-e-Islam. Daarbij komt dat uit zijn verklaringen niet naar voren komt waarom specifiek hij hiervan verdacht wordt terwijl er tientallen aanwezigen waren ten tijde van het incident. Verweerder wijst er niet ten oprechte op dat uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij zorgde voor de lidmaatschapsformulieren, brieven rondbracht met informatie over vergaderingen en demonstraties en dat hij een aantal keren heeft deelgenomen aan zulke bijeenkomsten, waardoor de rol van eiser niet zo significant dat aannemelijk is dat specifiek hij wordt aangeklaagd voor moord en landverraad. Bovendien zou eiser zijn gevlucht toen de ruzie uit de hand liep en zich niet hebben gemengd in die ruzie. Dat dan juist hij zou zijn aangeklaagd, wordt niet gevolgd door verweerder.
36. Verweerder heeft eveneens niet ten onrechte gesteld dat eiser zonder problemen naar het vliegveld is kunnen gaan en door de vertrekhal heeft kunnen lopen, terwijl dit niet rijmt met zijn verklaring dat de Awami League en de autoriteiten naar hem op zoek waren. Dit strookt niet met de verklaring van eiser dat er overal foto’s van hem en zijn vader waren verspreid en dat hij wel vaker werd herkend in de omgeving door zijn betrokkenheid bij de partij voordat het incident had plaatsgevonden. Op het vliegveld zijn immers altijd mensen aanwezig, inclusief autoriteiten en leden van Awami League. Verweerder heeft tevens vraagtekens kunnen plaatsen bij de verklaring van eiser, dat zijn vader een brief voor hem heeft kunnen regelen van de voorzitter van de partij toen hij vastzat in Oekraïne. Eiser heeft aangegeven dat hij zelf geen contact heeft met leden van de partij omdat dit voor hem en de anderen gevaarlijk is. Verweerder ziet niet in waarom de vader van eiser dan wel contact kan hebben met de nieuwe lokale voorzitter en zelfs een brief kan laten opstellen en opsturen naar eiser als er ook rechtszaken tegen hem zouden zijn aangespannen.
37. Tot slot volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt over de in beroep overgelegde documenten. Deze verklaringen zijn, net als de eerder ingediende verklaring, op verzoek afgegeven en deze hebben voornamelijk een algemene strekking. Daarbij komt dat in de in beroep overgelegde verklaringen een andere rol aan eiser wordt toebedeeld aan eiser dan in de eerder ingediende verklaring. Deze beroepsgronden slagen niet.
Conclusie
38. Gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 23 tot en met 31 is de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaken te voorzien, omdat verweerder de vrees bij terugkeer van de geloofwaardig geachte elementen opnieuw zal moeten beoordelen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
39. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. van Marle, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.M.J. Smulders, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 29 juli 2022
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.De naam van de partij is Bangladesh Jamaat-e-Islami, in deze uitspraak wordt de naam die verweerder in het bestreden besluit hanteert aangehouden.
3.ECLI:NL:RVS:2019:1970. Verweerder wijst ook naar de uitspraken van 14 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3436, 3457, 3458 en 29 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3624 en 15 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019.