Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 30 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw.
Overwegingen
isvan Kanjoumiya, Zalingei, in Centraal-Darfur en dat zij in Kanjoumiya verblijft. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat dit in strijd is met de eigen verklaringen van eiseres dat zij de laatste vijf jaar voor haar vertrek uit Sudan in El Fashir in Noord-Darfur heeft verbleven en dat zij in 2012 uit Sudan is vertrokken. Dat, zoals eiseres aanvoert, het woordje ‘
is’ is voorgedrukt, doet er niet aan af dat de verklaring van 15 februari 2017 niet vermeldt op welke periode die verklaring betrekking heeft. De verklaring is weliswaar gelegaliseerd, maar dat betekent alleen dat het document door de bevoegde autoriteit is afgegeven. Dit betekent niet dat de inhoud van het document ook juist is.
In het tweede lid is bepaald dat bij het beoordelen of de vrees van de verzoeker (vreemdeling) voor vervolging gegrond is, het niet ter zake doet of de verzoeker (vreemdeling) in werkelijkheid de raciale, godsdienstige, nationale, sociale of politieke kenmerken vertoont die aanleiding geven tot de vervolging indien deze kenmerken hem door de actor van de vervolging worden toegeschreven.
Dit artikel is geïmplementeerd en vrijwel letterlijk overgenomen in artikel 3.37 van het Voorschrift Vreemdelingen (VV).