ECLI:NL:RBDHA:2022:10783
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op basis van artikel 8 EVRM met betrekking tot privéleven en hoorplicht
In deze zaak heeft eiseres op 9 juni 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met als doel het uitoefenen van haar privéleven op grond van artikel 8 van het EVRM. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 22 februari 2021 afgewezen, en het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing is op 27 augustus 2021 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die de zaak op 21 juli 2022 heeft behandeld.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft afgewezen omdat eiseres niet beschikt over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM in haar nadeel uitvalt. Eiseres heeft weliswaar privéleven opgebouwd in Nederland, maar haar banden met Hongkong zijn sterker. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres nooit een verblijfsvergunning heeft gehad en dat haar verblijf in Nederland nooit onafgebroken is geweest. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft overwogen dat de asielgerelateerde omstandigheden van eiseres niet relevant zijn in deze reguliere procedure.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet is gehoord in de bezwaarfase, wat in strijd is met de hoorplicht. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar behoudt de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Eiseres krijgt een vergoeding voor de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 oktober 2022.