ECLI:NL:RBDHA:2022:10741

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/602605 / FA RK 20-8095
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van Amerikaanse beslissingen omtrent draagmoederschap en afstammingsbanden tussen wensouders en kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2022 een beschikking gegeven in een verzoek tot erkenning van Amerikaanse beslissingen met betrekking tot draagmoederschap en de afstammingsband tussen de verzoekers, twee wensouders, en hun kinderen. De verzoekers, beiden van het mannelijk geslacht, hebben in de Verenigde Staten gebruik gemaakt van een draagmoeder en hebben juridische stappen ondernomen om hun ouderschap in Nederland te laten erkennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Amerikaanse rechterlijke beslissingen, die de afstammingsband tussen de verzoekers en de kinderen bevestigen, van rechtswege in Nederland erkend dienen te worden. Dit is gebaseerd op de overweging dat er voldoende rechtsmacht was en dat de erkenning niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het draagmoederschapstraject zorgvuldig is verlopen, met inachtneming van de belangen van de kinderen en de draagmoeder. De rechtbank heeft de verzoeken van de wensouders toegewezen en verklaard dat de Amerikaanse beslissingen, die de familierechtelijke betrekkingen vaststellen, in Nederland erkend worden. De rechtbank heeft daarnaast de verzoeken tot het vaststellen van geboortegegevens en andere gerelateerde verzoeken afgewezen, omdat deze niet langer relevant waren na de erkenning van de Amerikaanse beslissingen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-8095
Zaaknummer: C/09/602605
Datum beschikking: 18 oktober 2022

Beschikking op het op 12 november 2020 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,

hierna gezamenlijk verzoekers of wensouders, dan wel afzonderlijk [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.H. van der Tol te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente 1] ,
zetelend te [gemeente 1] ,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van verzoekers, ingekomen op 25 november 2020;
- de brief van verzoekers van 7 december 2020;
- de brief van verzoekers, ingekomen op 4 januari 2021;
- de brief van de ambtenaar van 2 februari 2021, met bijlagen;
- de brief van verzoekers van 9 maart 2021;
- de brief van de ambtenaar van 2 april 2021;
- de brief van verzoekers, ingekomen op 6 mei 2021, met bijlagen.
Op 13 september 2022 is de zaak op de zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekers en hun advocaat. Verzoekers werden eveneens bijgestaan door [A] , tolk in de Engelse taal. Namens de ambtenaar waren [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] aanwezig.
Van de zijde van verzoekers is een pleitnotitie overgelegd.
Na de zitting zijn de volgende stukken ingekomen:
- het bericht van verzoekers van 20 september 2022;
- het bericht van verzoekers van 22 september 2022.

Verzoek

Het verzoek – zoals dat nu luidt – strekt ertoe dat de rechtbank:
I. de geboortegegevens van de kinderen op grond van artikel 1:25c van het Burgerlijk Wetboek (BW) als volgt zal vaststellen voor het opmaken van geboorteaktes:
geslachtsnaam: [geslachtsnaam minderjarige 1]
voornaam: [voornaam minderjarige 1]
dag van geboorte: [geboortedatum] 2017
geboorteplaats: [geboorteplaats] , Verenigde Staten
geslacht: vrouwelijk
geslachtsnaam vader: [geslachtsnaam]
voornaam vader: [voornaam]
geslachtsnaam moeder: [geslachtsnaam]
voornamen moeder: [voornaam]
en
geslachtsnaam: [geslachtsnaam minderjarige 2]
voornaam: [voornaam minderjarige 2]
dag van geboorte: [geboortedatum] 2018
geboorteplaats: [geboorteplaats] , Verenigde Staten
geslacht: mannelijk
geslachtsnaam vader: [geslachtsnaam]
voornaam vader: [voornaam]
geslachtsnaam moeder: [geslachtsnaam]
voornamen moeder: [voornaam]
dan wel zodanig als de rechtbank redelijk en passend acht;
II. in het geval van toewijzing van het genoemde onder “I”: de ambtenaar zal gelasten de door deze rechtbank vast te stellen geboortegegevens van de kinderen aan te tekenen in het register van geboorte van de gemeente [gemeente 1] ;
III. voor recht zal verklaren dat op grond van de beslissingen van “ [District court plaats VS] (hierna ook: VS)”, van 13 maart 2017, 10 mei 2017, 11 juli 2018 en 15 oktober 2018 de afstammingsband tussen verzoekers en de kinderen is vastgesteld;
IV. de ambtenaar zal gelasten om op de in te schrijven dan wel op te maken geboorteakte van de kinderen de aantekening te maken van (door deze vermelding (vermelding/aantekening) in de rubriek “vermeldingen” van de akte te plaatsen), dan wel een zodanige aantekening zal gelasten als de rechtbank redelijk en passend acht:
* dat in voornoemde beslissingen is vastgesteld dat verzoekers de juridisch ouders zijn van de kinderen;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Feiten

- De wensouders, beiden van het mannelijk geslacht, zijn op [huwelijksdatum] 2015 in [huwelijksplaats] , Zweden met elkaar getrouwd.
-Volgens de uittreksels uit de Basisregistratie Personen (BrP) heeft [verzoeker 1] de Spaanse nationaliteit en heeft [verzoeker 2] de Zweedse nationaliteit. Verzoekers hebben onweersproken gesteld dat [verzoeker 1] daarnaast Amerikaans staatsburger is.
- De wensouders kunnen hun kinderwens niet op eigen kracht realiseren. Zij hebben voor hoogtechnologisch draagmoederschap gekozen.
- Voor het draagmoederschapstraject is gebruik gemaakt van de organisatie “ [draagmoederschap organisatie VS] ”.
- De draagmoeder, [draagmoeder] , is Amerikaans burger. Zij is ongehuwd.
- De wensouders en de draagmoeder hebben in de VS onafhankelijk juridisch advies ontvangen van hun eigen advocaat, waarin zij zijn gewezen op hun rechten, verantwoordelijkheden en verplichtingen op basis van de bestaande wetgeving in de VS.
- De wensouders en de draagmoeder hebben voorafgaand aan beide zwangerschappen een draagmoederschapsovereenkomst “Carrier Agreement” opgesteld.
- De wensouders en de draagmoeder hebben voorafgaand en gedurende het traject de mogelijkheid gehad tot psychologische bijstand. Voor de draagmoeder was medische zorg geregeld.
- Voor de ivf behandeling is gebruik gemaakt van de kliniek “ [fertiliteitscentrum VS] ”.
- De draagmoeder is na een ivf behandeling door voornoemde kliniek in verwachting geraakt. Er is daarbij een embryo bij de draagmoeder geplaatst, waarbij er gebruik is gemaakt van een zaadcel van [verzoeker 2] en een eicel van een bekende eiceldonatrice, [eiceldonatrice 1] . De wensouders hebben met de eiceldonatrice op 25 mei 2016 een “Egg Donor Agreement” opgesteld en ondertekend.
- Op 13 maart 2017 heeft “ [District court plaats VS] ” een “order validating gestational surrogacy agreement” gegeven. In deze beslissing – voorzien van apostille – heeft “the District Court” kort gezegd de draagmoederschapsovereenkomst goedgekeurd.
- Op [geboortedatum] 2017 is uit de draagmoeder geboren [minderjarige 1] te [geboorteplaats] , [staat VS] , VS. Op de geboorteakte van het kind, opgemaakt op 11 mei 2017 en voorzien van apostille, staan de wensouders als ouders van het kind vermeld.
- Op 10 mei 2017 heeft “ [District court plaats VS] ” in een “order of birth” – welke is voorzien van apostille – kort gezegd bevestigd dat de wensouders de ouders van [minderjarige 1] zijn. Tevens is “the office of vital records” bevolen een geboortecertificaat af te geven met daarop de wensouders als de ouders van het kind.
- De draagmoeder heeft zich daarna nogmaals bereid verklaard om een draagmoederschapstraject aan te gaan.
- De draagmoeder is na een ivf behandeling weer in verwachting geraakt. Er is daarbij een embryo bij de draagmoeder geplaatst, waarbij er gebruik is gemaakt van een zaadcel van [verzoeker 1] en een eicel van een bekende eiceldonatrice, [eiceldonatrice 2] . De wensouders hebben met de eiceldonatrice een “Egg Donor Agreement” opgesteld en op 3 respectievelijk 6 september 2017 ondertekend.
- Op 11 juli 2018 heeft “ [District court plaats VS] ” een “order validating gestational surrogacy agreement” gegeven. In deze beslissing – voorzien van apostille – heeft “the District Court” kort gezegd de draagmoederschapsovereenkomst goedgekeurd.
- Op [geboortedatum] 2018 is uit de draagmoeder geboren [minderjarige 2] te [geboorteplaats] , [staat VS] , VS. Op de geboorteakte van het kind, opgemaakt op 22 oktober 2018 en voorzien van apostille, staan de wensouders als ouders van het kind vermeld.
- Op 15 oktober 2018 heeft “ [District court plaats VS] ” in een “order of birth” – welke is voorzien van apostille – kort gezegd bevestigd dat de wensouders de ouders van [minderjarige 2] zijn. Tevens is “the office of vital records” bevolen een geboortecertificaat af te geven met daarop de wensouders als de ouders van het kind.
- Uit een overgelegd DNA-onderzoek van [laboratorium] blijkt dat het praktisch is bewezen dat [verzoeker 1] de biologische vader is van [minderjarige 2] en dat het praktisch bewezen is dat [verzoeker 2] de biologische vader van [minderjarige 1] is.
- De wensouders hebben een instemmingsverklaring van de draagmoeder overgelegd, waarin zij aangeeft dat zij instemt met de door hen gedane verzoeken in deze procedure.
- De wensouders verzorgen en voeden de kinderen sinds hun geboorte op. Verzoekers wonen niet meer samen. De kinderen verblijven middels een co-ouderschapsregeling afwisselend bij verzoekers.

Beoordeling

Rechtsmacht
De rechtbank heeft op grond van artikel 3 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rechtsmacht om van de verzoeken kennis te nemen, nu verzoekers hun woonplaats in Nederland hebben.
De positie van de draagmoeder
De draagmoeder kan in beginsel als belanghebbende als bedoeld in artikel 798 Rv worden aangemerkt. Gelet evenwel op voormelde vastgestelde feiten, waaronder de instemmingsverklaring van de draagmoeder dat zij – kort gezegd – instemt met alle verzoeken die verzoekers bij deze rechtbank doen om hun ouderschap over de kinderen erkend en ingeschreven te krijgen, zal de rechtbank de draagmoeder niet als belanghebbende aanmerken.
Het standpunt van verzoekers, de ambtenaar, het verloop van de zitting en de nadien ingekomen stukken
Standpunt verzoekers
Verzoekers hebben in hun verzoekschrift verzocht voor recht te verklaren dat bij de Amerikaanse uitspraken de afstammingsband tussen verzoekers en de kinderen is vastgesteld. Zij hebben daarbij eveneens verzocht de ambtenaar te gelasten van de Amerikaanse beslissingen, inhoudende dat verzoekers de juridisch ouders zijn van de kinderen, op de nog op te maken geboorteakten van de kinderen (door middel van het vaststellen van de geboortegegevens van de kinderen) een aantekening te maken.
Volgens verzoekers is – kort gezegd – het draagmoederschapstraject zorgvuldig verlopen en voldoet het aan de adviezen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap. Zij verwijzen hierbij naar de afgesloten draagmoederschapsovereenkomsten en de Amerikaanse beslissingen. De buitenlandse beslissingen kunnen volgens hen dan ook worden erkend in Nederland.
Standpunt ambtenaar
De ambtenaar heeft aangegeven dat er voor het opmaken van de geboorteaktes door middel van het vaststellen van de geboortegegevens van de kinderen en het plaatsen van een latere vermelding van de Amerikaanse beslissingen geen wettelijke grondslag is. Deze verzoeken dienen volgens de ambtenaar te worden afgewezen. Dit omdat de kinderen geen Nederlander zijn (geweest) en ook geen rechtmatig verblijf hebben op grond van artikel 8 c en d van de Vreemdelingenwet 2000. Anders dan verzoekers meent de ambtenaar ook dat in deze zaak niet op grond van enige bepaling van boek 1 BW een latere vermelding aan de akte van geboorte moeten worden toegevoegd.
De ambtenaar heeft er vervolgens op gewezen dat de vraag of een buitenlands rechtsfeit voor erkenning in Nederland in aanmerking komt en de vraag hoe je een Nederlandse akte van inschrijving moet opmaken twee verschillende vragen zijn. Het enkele feit dat geen Nederlandse geboorteakte kan worden opgemaakt, brengt niet altijd mee dat een familierechtelijke betrekking die in het buitenland tot stand is gekomen niet in Nederland erkend zou kunnen worden. De ambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat een en ander wel in de BrP kan worden geregistreerd. Als voorbeeld noemt de ambtenaar een rechtelijke uitspraak waarin de Nederlandse rechter oordeelt dat een bepaalde familierechtelijke betrekking voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. Deze Nederlandse uitspraak levert een brondocument op voor de registratie van deze familierechtelijke betrekking in de BrP, aldus de ambtenaar.
Het verloop van de zitting
Op de zitting is met partijen onder meer gesproken over dit laatste standpunt van de ambtenaar en de gevolgen hiervan voor verzoekers. Voor verzoekers is het belangrijk dat er een uitspraak komt waarin niet alleen het ouderschap van verzoekers wordt erkend, maar dat deze uitspraak vervolgens ook daadwerkelijk – zoals door de ambtenaar wordt betoogd – kan worden verwerkt in de BrP. Op die manier worden zij ook in Nederland geregistreerd als de juridische ouders van hun kinderen waardoor problemen – zoals het niet kunnen verzetten van afspraken met het consultatiebureau, omdat zij “niet de ouders zijn van de kinderen” – worden voorkomen. Zij vrezen dat als slechts de Amerikaanse beslissingen worden erkend dit niet kan worden geregistreerd in de BrP. Verzoekers hebben aangegeven dat zij op de zo kortst mogelijke termijn willen dat hun ouderschap in Nederland wordt erkend en wordt geregistreerd. Om die reden hebben verzoekers ook hun primaire verzoek tot erkenning van de Amerikaanse geboorteakten ingetrokken. Zij willen hiermee voorkomen dat door een eventueel hoger beroep van de ambtenaar het nog langer duurt voordat hun familierechtelijke betrekkingen met de kinderen in Nederland worden erkend.
Met verzoekers is op de zitting afgesproken dat zij bij de ambtenaar van de gemeente [gemeente 2] zullen nagaan of een beschikking van deze rechtbank waarin wordt vastgesteld dat de in het buitenland tussen verzoekers en de kinderen vastgestelde familierechtelijke betrekkingen in Nederland kunnen worden erkend voor inschrijving in de BrP vatbaar is.
Na de zitting ingekomen stukken
Uit de na de zitting ingekomen berichten van verzoekers van 20 september 2022 en
22 september 2022 blijkt dat de ambtenaar van de gemeente [gemeente 2] voornoemde vraag bevestigend heeft beantwoord. Uit de toelichting van de ambtenaar van de gemeente [gemeente 2] volgt dat een uitspraak van de Nederlandse rechter omtrent de erkenning van de in het buitenland vastgestelde familierechtelijke betrekkingen een brondocument is in de zin van artikel 2.8 tweede lid onder b Wet Basisregistratie personen. De uitspraak van de Nederlandse rechter houdt de erkenning in van een – in dit geval buitenslands tot stand gekomen – rechtsfeit. In de BrP zal het rechtsfeit worden ontleend aan de buitenlandse geboorteakte(s) en buitenlandse beslissing(en). De Nederlandse uitspraak is een aanvulling op deze brondocumenten en geeft een verklaring waarom de buitenlandse geboorteaktes en Amerikaanse beslissingen als brondocumenten zijn gebruikt. De ambtenaar heeft hierbij nog het volgende aangegeven: “
zodra de beslissing van de rechter betreffende de erkenning van afstamming uit draagmoederschap in kracht van gewijsde is gegaan staat het ouderschap van de vaders wel vast. Uiteraard wordt deze familierechtelijke betrekking ook geregistreerd in de basisregistratie personen, waardoor alle afnemers van dat gegeven uit de BRP daarvan ook op de hoogte worden gesteld. De erkenning betekent bovendien dat het ouderschap komt vast te staan met terugwerkende kracht tot aan het moment waarop dit is ontstaan, of tot aan de geboorte.
Verzoekers hebben vervolgens in hun bericht van 22 september 2022 aangegeven in te stemmen met de door de ambtenaar van de gemeente [gemeente 1] voorgestelde constructie en hebben verzocht over te gaan tot het afgeven van een uitspraak.
Verzoek onder III.: erkenning van buiten Nederland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen
Toepasselijk recht
Het verzoek strekt tot erkenning van buitenlandse beslissingen in Nederland, zodat op het verzoek Nederlands recht van toepassing is.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank dient te beoordelen of de uit de Amerikaanse uitspraken voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke rechtsbetrekkingen hier te lande van rechtswege kunnen worden erkend. De rechtbank zal in dit kader de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap.
Op grond van art. 10:100 lid 1 BW wordt een buitenslands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd (lid 2).
Uitgangspunt van de wet is dat de Amerikaanse beslissingen waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld tussen verzoekers en de kinderen worden erkend. Dit is slechts anders indien er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land, aan de beslissing geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van de beslissing onverenigbaar is met de openbare orde.
Niet in geschil is dat sprake is geweest van behoorlijk onderzoek en rechtspleging. Nu het draagmoederschap in de Verenigde Staten van Amerika heeft plaatsgevonden en de draagmoeder en wensouders daar ook woonachtig waren, acht de rechtbank aannemelijk dat er voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter voldoende aanknoping bestond. In ieder geval kan niet worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond. In deze zaak gaat het om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals vastgesteld in de Amerikaanse beslissingen.
Openbare orde exceptie: zorgvuldig draagmoederschapstraject?De rechtbank stelt vast dat de ambtenaar zich ten aanzien van de toetsing van de voorwaarden in het kader van het traject van draagmoederschap en alsmede de feitelijke toetsing zich aan het oordeel van de rechtbank refereert.
De rechtbank acht het in het kader van de openbare orde toets van belang om te oordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie. Nu de wensouders in de Amerikaanse beslissing als ouders zijn aangemerkt van het kind dient hierbij naar het oordeel van de rechtbank met name te worden gekeken of de belangen van het kind en de draagmoeder voldoende in acht zijn genomen. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommisssie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.
Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Op grond van de overgelegde stukken en dat wat op de zitting is besproken, komt de rechtbank tot het oordeel dat het traject van draagmoederschap in [staat VS] in de Verenigde Staten van Amerika met waarborgen is omkleed, die overeenkomen met de aanbevelingen van de Staatscommissie. Verzoekers hebben bij het realiseren van hun ouderschapswens voor beide draagmoederschapstrajecten gebruik gemaakt van bekende eiceldonatrices, met wie zij een “Egg Donor Agreement” hebben opgesteld en ondertekend. De kinderen kunnen in de toekomst, indien zij dit willen, contact zoeken met de eiceldonatrices. Dit verloopt via de organisatie “ [draagmoederschap organisatie VS] ” in [plaats] , VS. Deze organisatie heeft de gegevens van de eiceldonatrices en verzoekers. Volgens verzoekers zorgt de organisatie ook voor het “up to date” houden van deze gegevens. Ook met de draagmoeder hebben verzoekers een “Carrier agreement” opgesteld en ondertekend. Op dit moment hebben verzoekers nauw contact met de draagmoeder. De rechtbank stelt dan ook vast dat de ontstaansgeschiedenis van de kinderen op termijn voor hen volledig is te achterhalen en dat zij te zijner tijd kennis kunnen nemen van de eiceldonatrices en de draagmoeder. Zoals hierboven onder de feiten al is weergegeven, hebben de wensouders en de draagmoeder daarnaast in de VS onafhankelijk juridisch advies ontvangen van hun eigen advocaat en hebben zij gedurende het traject de mogelijkheid gehad tot psychologische bijstand. Voor de draagmoeder was eveneens medische zorg geregeld.
Daarnaast is gebleken dat in de juridische procedure in [staat VS] , VS, conform de wetgeving van [staat VS] , de draagmoederschapsovereenkomst door de Amerikaanse rechter is getoetst en dat de wensouders in een zogenoemde rechterlijke “order of birth” als de juridische ouders van de kinderen zijn aangemerkt. Op basis hiervan is een geboortecertificaat opgemaakt waarop de wensouders als de juridische ouders van de kinderen zijn geregistreerd. De rechtbank is van oordeel dat de Amerikaanse beslissingen van 13 maart 2017 en 10 mei 2017 ten aanzien van [minderjarige 1] en 11 juli 2018 en 15 oktober 2018 voor [minderjarige 2] , waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen de kinderen en de wensouders zijn vastgesteld, voor erkenning in Nederland in aanmerking komen. Niet is gebleken – en ook door de ambtenaar is niet gesteld – dat de buitenlandse beslissingen onverenigbaar zijn met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank zal dan ook het verzoek van verzoekers onder III. toewijzen en voor recht verklaren dat op grond van de beslissingen van “ [District court plaats VS] ”, van
13 maart 2017, 10 mei 2017, 11 juli 2018 en 15 oktober 2018 de afstammingsband tussen verzoekers als ouders van de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is vastgesteld, welke familierechtelijke betrekkingen in Nederland van rechtswege worden erkend. De rechtbank overweegt hierbij dat zij de Amerikaanse beslissingen kwalificeert als een ‘ontkenning van het moederschap’ en een vaststelling van het ouderschap van de biologische vader, waarbij de echtgenoot van de biologische vader in het juridisch ouderschap deelt.
Zoals hiervoor is gebleken, levert deze beschikking een brondocument op voor inschrijving in de BrP. Verzoekers worden op deze wijze als de juridische ouders van de kinderen in de BrP geregistreerd. Uit de uitlatingen op de zitting door verzoekers en de berichtgeving na de zitting blijkt dat verzoekers instemmen met deze voorgestelde wijze van de ambtenaar voor registratie van de kinderen in Nederland. De rechtbank begrijpt hieruit dan ook dat verzoekers niet langer hun verzoeken zoals vermeld onder I, II en IV handhaven, zodat deze verzoeken geen beoordeling meer behoeven.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart voor recht dat de beslissingen van “[District court plaats VS] , Verenigde Staten van Amerika”, van 13 maart 2017, 10 mei 2017, 11 juli 2018 en 15 oktober 2018 waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen verzoekers en de kinderen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , [staat VS] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , [staat VS] , VS zijn vastgesteld van rechtswege in Nederland worden erkend;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, W.G. de Boer en C.S.F. de Nijs, rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2022.
Bij afwezigheid van mr. J.M. Vink is deze beschikking ondertekend door mr. C.S.F. de Nijs.