ECLI:NL:RBAMS:2023:3203

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
C/13/725700 / FA RK 22-7301
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van buitenlandse uitspraak betreffende familierechtelijke banden tussen wensvaders en kind geboren uit draagmoederschap

Op 15 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak waarin verzoekers, twee Amerikaanse staatsburgers, erkenning vroegen van een buitenlandse uitspraak met betrekking tot hun kind, geboren uit een draagmoederschapstraject. Verzoekers zijn gehuwd en hebben in 2019 een draagmoederschapstraject gestart in de Verenigde Staten, waarbij gebruik is gemaakt van een eiceldonor. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken en de mondelinge behandeling, waarbij de ambtenaar van de burgerlijke stand niet aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de Amerikaanse beslissing, die de juridische ouderschap van verzoekers over het kind vaststelde, in Nederland erkend kan worden. De rechtbank overwoog dat de erkenning van de Amerikaanse beslissing niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde en dat het draagmoederschapstraject zorgvuldig is doorlopen. De rechtbank verklaarde voor recht dat de familierechtelijke betrekkingen tussen verzoekers en het kind in Nederland van rechtswege worden erkend en dat verzoekers beiden het ouderlijk gezag over het kind hebben. Het verzoek om erkenning van de geboorteakte werd afgewezen, omdat de beschikking al voldoende basis biedt voor inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP).

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/725700 / FA RK 22-7301
Beschikking van 15 mei 2023 inzake het verzoekschrift
in de zaak van:
[verzoeker 1] ,
hierna te noemen verzoeker [verzoeker 1] ,
en
[verzoeker 2] ,
hierna te noemen verzoeker [verzoeker 2] ,
hierna tezamen te noemen verzoekers,
beiden wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. N. van der Storm.
Als belanghebbende met betrekking tot de vaststelling van de geboortegegevens van na te noemen minderjarige is aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage (hierna te noemen de ambtenaar).

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het op 18 november 2022 ingekomen verzoek, de op 23 januari 2023 ingekomen reactie van de ambtenaar en het F9-formulier met bijlagen van verzoekers, ingekomen op 6 april 2023.
1.2.
De zaak is behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren van 17 april 2023. Verschenen zijn: verzoekers met hun advocaat. Verder was aanwezig de tolk Engels B.P. Smits. De ambtenaar heeft laten weten niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn.

2.De feiten

2.1.
Verzoekers zijn met elkaar gehuwd te Seattle, Verenigde Staten van Amerika (VS), op
25 oktober 2013. Volgens de uittreksels uit de Basisregistratie Personen (BRP) zijn verzoekers Amerikaans staatsburger. Verzoeker [verzoeker 1] heeft daarnaast de Mexicaanse nationaliteit.
2.2.
Verzoekers zijn in verband met hun kinderwens in 2019 een hoogtechnologisch draagmoederschapstraject gestart bij Northwest Surrogacy Center in de VS. Bij dit traject is gebruik gemaakt van een eicel van een donor en van een draagmoeder. Verzoekers hebben op 19 respectievelijk 29 maart 2019 een overeenkomst gesloten met Northwest Surrogacy Center.
2.3.
Op 19 november 2019 hebben verzoekers en [naam draagmoeder] , hierna de draagmoeder, een draagmoederschapsovereenkomst gesloten. De draagmoeder is Amerikaans staatsburger. Zij was ten tijde van het traject ongehuwd.
2.4.
De draagmoeder is na een ivf-behandeling bij Pacific NW Fertility and Donor Center in verwachting geraakt. Er is daarbij een embryo bij de draagmoeder geplaatst, waarbij gebruik is gemaakt van een zaadcel van verzoeker [verzoeker 1] en een eicel van een eiceldonor. De identiteit van de donor is partijen niet bekend. Zij is bekend onder nummer 1501. Wel is er een uitgebreid profiel van de donor. In de overgelegde stukken staat dat de donor een “open identity release donor per WA state law” is. Dit betekent dat zij, wanneer [minderjarige] dit verzoekt na haar 18e verjaardag, via de kliniek haar “identity information” vrijgeeft.
2.5.
Op 20 november 2020 heeft de “Superior Court of Washington, County of Clark”, Verenigde Staten van Amerika een “Final Pre-Birth Parentage Order - Gestational Surrogacy or Assisted Reproduction” gegeven. In deze beslissing heeft de “Superior Court” bepaald dat verzoekers de juridische ouders zijn van de op dat moment nog ongeboren vrucht en is bepaald dat de draagmoeder geen ouder is. Daarnaast is bepaald dat verzoekers de volledige “legal and physical custody” hebben over [minderjarige] vanaf de geboorte.
2.6.
Op [geboortedatum] 2021 is te [geboorteplaats] , Clallam County, Washington, Verenigde Staten van Amerika uit de draagmoeder geboren de minderjarige [minderjarige] (hierna [minderjarige] ). Op de geboorteakte van [minderjarige] , opgemaakt op 25 april 2022 en voorzien van apostille, staan verzoekers als ouders van het kind vermeld. [minderjarige] is Amerikaans staatsburger en heeft de Mexicaanse nationaliteit.
2.7.
Verzoekers verzorgen en voeden [minderjarige] sinds haar geboorte op. Sinds juli 2022 wonen zij in Nederland.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank:
I. op grond van. artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een verklaring voor recht afgeeft dat de op [minderjarige] betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte geboorteakte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand ex artikel 10:101 BW;
II. op grond van artikel 1:26 BW een verklaring voor recht afgeeft dat de op 20 november 2020 door de Superior Court of Clark County afgegeven gerechtelijke beslissing, waarbij het vaderschap van verzoekers over het toen nog ongeboren kind is vastgesteld, in Nederland wordt erkend ex artikel 10:100 BW;
III. een verklaring voor recht afgeeft dat verzoekers beiden het ouderlijk gezag over [minderjarige] hebben.

4.De beoordeling

Rechtsmacht
4.1.
De Nederlandse rechter is bevoegd kennis te nemen van het onderhavige verzoek.
Positie van de draagmoeder
4.2.
De draagmoeder kan in beginsel als belanghebbende als bedoeld in artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden aangemerkt. Gelet evenwel op voormelde vastgestelde feiten, waaronder de draagmoederschapsovereenkomst, waarin zij kort gezegd afstand doet van al haar ouderlijke rechten, heeft de rechtbank de draagmoeder niet als belanghebbende aanmerkt.
Standpunt verzoekers
4.3.
Verzoekers stellen dat zij belang hebben bij hun verzoeken. [minderjarige] is ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) maar zonder juridische ouders. Dat is wel nodig voor inschrijving op een school, medische zaken, kinderbijslag e.d. Daarom verzoeken zij erkenning van de Amerikaanse beslissing en de geboorteakte. Verzoekers stellen hiertoe – kort weergegeven – dat er geen bezwaren tegen erkenning zijn, aangezien het traject zorgvuldig is doorlopen en voldoet aan alle vereisten. Ter zitting hebben zij hun stellingen verder aangevuld in die zin dat zij onder meer hebben verklaard dat er nog steeds contact met de draagmoeder is, onder andere via Facetime, en dat zij er vanuit gaan dat dat contact blijft. Ze hebben bewust voor deze draagmoeder gekozen, die het draagmoederschap op zich wilde nemen omdat ze daarmee anderen kon helpen en niet alleen om er mee te verdienen. Ook zijn zij bewust op zoek zijn gegaan naar een kliniek die dezelfde ideeën had als verzoekers en hebben zij bewust gekozen voor een eiceldonor die voldoende gegevens wilde delen en die bereid was om na de 18e verjaardag van [minderjarige] bekend te worden. Verzoekers hebben ook foto’s van haar en een uitgebreid profiel. Verzoekers hebben op basis van de foto’s én het profiel, dat bestond uit gegevens van onder meer de familiegeschiedenis, gezondheid en opleiding, bewust voor deze eiceldonor gekozen. [minderjarige] kan na haar 18e verjaardag via de kliniek informatie verkrijgen over de identiteit van de eiceldonor. Wanneer de kliniek niet meer zou bestaan tegen die tijd, kan de informatie worden verkregen uit een overkoepelende federale database. Op daartoe strekkende vragen van verzoekers heeft de kliniek hen dat gemeld. Dit is ook van belang omdat [minderjarige] informatie moet kunnen krijgen over een eventueel verwantschap met een latere partner, aldus verzoekers. Verzoekers hebben verder verklaard dat zij tegenover [minderjarige] volledig transparant willen zijn en haar stap voor stap willen voorlichten over haar ontstaansgeschiedenis, op een manier die past bij haar leeftijd.
Standpunt ambtenaar
4.4.
De ambtenaar voert onder meer aan dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de toetsing aan de voorwaarden voor draagmoederschap. Wanneer erkenning op grond van de artikelen 10:100 en 10:101 BW van de Amerikaanse beslissing en geboorteakte plaats zou kunnen vinden, impliceert dit niet dat daarmee gelijk inschrijving in de registers van de burgerlijke stand mogelijk is of noodzakelijk zou zijn. Een erkenningsuitspraak waaruit de familierechtelijke betrekking blijkt is voldoende om tot registratie in de BRP te komen. Daarnaast komt de geboorteakte van [minderjarige] niet in aanmerking voor inschrijving in de registers van de burgerlijke stand, nu [minderjarige] geen rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 Vreemdelingenwet 2000 heeft. Ook hoeft er geen vermelding op de geboorteakte te worden toegevoegd. Nu de geboorteakte op formele gronden niet voor inschrijving in de Haagse registers in aanmerking komt en een last tot inschrijving daarvan ook niet wordt verzocht, refereert de ambtenaar zich ten aanzien van de onder I en II in het petitum van het verzoekschrift verzochte verklaringen voor recht.
Inhoudelijk
4.5.
De rechtbank zal, gelet op hetgeen zij hierna zal overwegen, allereerst het tweede deel van het verzoek beoordelen.
Toepasselijk recht
4.6.
Het verzoek strekt tot erkenning van een buitenlandse beslissing in Nederland, zodat op het verzoek Nederlands recht van toepassing is.
Inhoudelijke beoordeling
4.7.
De rechtbank begrijpt het verzoek aldus dat verzoekers de rechtbank verzoeken om te beoordelen of de uit de Amerikaanse uitspraak voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke rechtsbetrekkingen in Nederland van rechtswege kunnen worden erkend. De rechtbank zal in dit kader de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap.
4.8.
Op grond van art. 10:100 lid 1 BW wordt een in het buitenland tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd, in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit de titel waarvan artikel 10:100 deel uitmaakt zou zijn gevolgd (lid 2).
4.9.
Uitgangspunt van de wet is dus dat de Amerikaanse beslissingen waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld tussen verzoekers en kinderen worden erkend. Dit is slechts anders indien er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land, aan de beslissing geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van de beslissing onverenigbaar is met de openbare orde.
4.10.
Niet is gebleken dat geen sprake is geweest van behoorlijk onderzoek en rechtspleging. Nu het draagmoederschap in de Verenigde Staten van Amerika heeft plaatsgevonden en de draagmoeder en wensouders daar ook woonachtig waren, acht de rechtbank aannemelijk dat voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter voldoende aanknoping bestond. In ieder geval kan niet worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond. In deze zaak gaat het om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals vastgesteld in de Amerikaanse beslissing.
Zorgvuldig draagmoederschapstraject
4.11.
De rechtbank stelt vast dat de ambtenaar zich ten aanzien van de toetsing van de voorwaarden in het kader van het traject van draagmoederschap en de feitelijke toetsing aan het oordeel van de rechtbank refereert.
4.12.
De rechtbank acht het in het kader van de openbare orde toets van belang om te oordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit is van belang gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie. Nu verzoekers in de Amerikaanse beslissing zijn aangemerkt als ouders van het kind, moet hierbij naar het oordeel van de rechtbank met name worden gekeken of de belangen van het kind en de draagmoeder voldoende in acht zijn genomen. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.
4.13.
Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen, is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
4.14.
De rechtbank is, met inachtneming van de overgelegde stukken en de toelichting van verzoekers op de zitting, van oordeel dat het door verzoekers in de VS doorlopen draagmoederschapstraject met waarborgen is omkleed die overeenkomen met de hiervoor genoemde aanbevelingen van de Staatscommissie. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Verzoekers hebben bewust voor deze draagmoeder gekozen en een overeenkomst met haar gesloten. Daarbij zijn alle partijen voorgelicht over de consequenties en zijn zij begeleid. De draagmoeder en haar partner zijn bijgestaan door een eigen advocaat. Ook is er nog contact met de draagmoeder en verzoekers gaan ervan uit dat dit contact zal blijven. Hoewel verzoekers bij het realiseren van hun ouderschapswens gebruik hebben gemaakt van een eiceldonor van wie de naam- en contactgegevens niet bij hen bekend zijn, is de rechtbank van oordeel dat ook in dit geval sprake is van voldoende waarborgen dat [minderjarige] kan achterhalen uit wie zij is geboren, van wie zij genetisch afstamt en onder welke omstandigheden zij is ontstaan en geboren. Uit de stukken en hetgeen op de zitting is besproken, blijkt dat de donor een “open identity release donor per WA state law” is, wat wil zeggen dat [minderjarige] na haar 18e verjaardag de identiteit van de donor kan achterhalen via de kliniek “Pacific Nortwest Fertility and Donor Center” in de VS. Deze organisatie heeft de gegevens van de eiceldonor, die nu in het systeem bekend is onder nummer 1501. Verzoekers hebben ter zitting uitdrukkelijk meegedeeld dat de kliniek hen op daartoe strekkende vragen heeft meegedeeld dat de identiteit van deze donor ook te achterhalen blijft via een overkoepelende federale database wanneer de kliniek zou ophouden te bestaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende is gewaarborgd dat de ontstaansgeschiedenis van [minderjarige] op termijn volledig door haar is te achterhalen en dat zij kennis kan nemen van de gegevens en de identiteit van de draagmoeder en de eiceldonor.
4.15.
De rechtbank overweegt verder dat in de juridische procedure in de VS, conform de daar geldende wetgeving, de Amerikaanse rechter de draagmoederschapsovereenkomst heeft getoetst en dat verzoekers in de “Final Pre-Birth Parentage Order -Gestational Surrogacy or Assisted Reproduction” zijn aangemerkt als de juridische ouders van de op dat moment nog ongeboren minderjarige. Op basis hiervan is een geboorteakte opgemaakt waarin verzoekers als de juridische ouders van [minderjarige] zijn vermeld. De rechtbank is van oordeel dat de Amerikaanse beslissing van
20 november 2020 waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld tussen verzoekers en [minderjarige] , voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. Gesteld noch gebleken is dat de buitenlandse beslissing onverenigbaar is met de openbare orde.
4.16.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek van verzoekers om voor recht te verklaren dat de uit de Amerikaanse uitspraak voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde familierechtelijke rechtsbetrekkingen in Nederland van rechtswege kunnen worden erkend, toe.
4.17.
Daarmee komt de rechtbank bij het eerste deel van het verzoek van verzoekers om voor recht te verklaren dat de op [minderjarige] betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte geboorteakte, overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand ex artikel 10:101 BW.
4.18.
De rechtbank zal dit deel van het verzoek afwijzen en overweegt daartoe als volgt. Verzoekers hebben gesteld dat zij deze verzoeken hebben gedaan zodat zij in de BRP vermeld zullen worden als de juridische ouders van [minderjarige] . Deze beschikking van de rechtbank, waarin een verklaring voor recht wordt gegeven dat de Amerikaanse uitspraak waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld tussen verzoekers en [minderjarige] in Nederland kan worden erkend, levert echter al een brondocument op voor inschrijving in de BRP en verzoekers worden op deze wijze als de juridische ouders van [minderjarige] in de BRP geregistreerd. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10741.
4.19.
Het voorgaande betekent dat, los van de vraag of de rechtbank zou kunnen oordelen dat de geboorteakte naar zijn aard vatbaar is voor opneming in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand ex artikel 10:101 BW, verzoekers geen belang hebben bij dit deel van hun verzoek. Dit deel van het verzoek wordt dan ook afgewezen.
4.20.
Ten slotte verzoeken verzoekers een verklaring voor recht te geven dat zij beiden het ouderlijk gezag over [minderjarige] hebben.
Toepasselijk recht
4.21.
Nu het verzoek strekt tot een verklaring voor recht dat verzoekers beiden het ouderlijk gezag over [minderjarige] hebben, hetgeen voortvloeit uit de erkenning van de hiervoor genoemde Amerikaanse beslissing van 20 november 2020, is op dit verzoek Nederlands recht van toepassing.
Inhoudelijk
4.22.
De rechtbank stelt vast dat verzoekers in de Amerikaanse uitspraak samen zijn belast met het gezag over [minderjarige] , een en ander in overeenstemming met de wetgeving van de staat Washington, VS.
4.23.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of deze Amerikaanse beslissing ten aanzien van de gezagsbeslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
4.24.
De vraag naar de erkenning van deze Amerikaanse beslissing wordt beheerst door het commune Nederlandse internationaal privaatrecht, nu tussen Nederland en de Verenigde Staten geen verdragen van toepassing zijn die betrekking hebben op de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid. De rechtbank merkt op dat de Verenigde Staten het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen uit 1996 (hierna: HKV 1996) wel hebben ondertekend, maar niet hebben geratificeerd.
4.25.
Als richtsnoer voor de erkenning van beslissingen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid onder de gelding van het commune internationaal privaatrecht kunnen de weigeringsgronden zoals die zijn neergelegd in art. 23 lid 2 HKV 1996 dienen. Dit betekent dat aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
1) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, moet berusten op een
bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven aanvaardbaar is;
2) in de buitenlandse procedure moeten de beginselen van behoorlijke rechtspleging in acht zijn genomen;
3) de erkenning van de beslissing, gelet op het belang van het kind, mag niet in strijd zijn met de Nederlandse openbare orde;
4) de beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid mag niet onverenigbaar zijn met een naderhand in Nederland genomen maatregel of met een maatregel die naderhand in de staat van de gewone verblijfplaats van het kind is genomen, welke maatregel in Nederland voor erkenning in aanmerking komt.
4.26.
De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de zitting is besproken, niet blijkt dat sprake is van omstandigheden die, gelet op de hiervoor genoemde voorwaarden, maken dat erkenning van de Amerikaanse gezagsbeslissing niet mogelijk zou zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Amerikaanse gezagsbeslissing van 20 november 2020 in Nederland moet worden erkend en van kracht is. Gelet hierop kan voor recht worden verklaard dat verzoekers belast zijn met het gezag over [minderjarige] .

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart voor recht dat de beslissing van “Superior Court of Washington, County of Clark” Verenigde Staten van Amerika”, van 20 november 2020 waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen verzoekers en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] , Clallam County, State of Washington, Verenigde Staten van Amerika, zijn vastgesteld van rechtswege in Nederland worden erkend;
verklaart voor recht dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] voornoemd beiden het ouderlijk gezag over [minderjarige] hebben;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechters, mr. B. de Vos, voorzitter, mr. J. Kloosterhuis en
mr. P.B. Martens, tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.M.M.P. Westbroek, griffier, op 15 mei 2023. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).