ECLI:NL:RBDHA:2022:10610

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
21_1733
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen legesaanslag voor omgevingsvergunning en de kenbaarheidseisen van gemeentelijke belastingverordening

In deze zaak heeft eiseres, een B.V., beroep ingesteld tegen een legesaanslag die door de heffingsambtenaar van de gemeente Zoetermeer is opgelegd voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning. De aanslag, gedateerd op 12 augustus 2020, bedroeg € 66.071,71 en was gebaseerd op ambtshalve bepaalde bouwkosten van € 1.878.139,01. Eiseres betwistte de hoogte van de aanslag en stelde dat de berekening van de bouwkosten niet inzichtelijk was gemaakt door verweerder, wat in strijd zou zijn met de kenbaarheidseisen van de Gemeentewet. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende inzicht had gegeven in de berekening van de aanslag, waardoor niet voldaan was aan de kenbaarheidseisen. De rechtbank vernietigde de legesaanslag en de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking had op de bouwkosten, maar handhaafde de bedragen voor de welstandstoetsen. Het beroep van eiseres werd gegrond verklaard en verweerder werd opgedragen het griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 21/1733

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: T.P.A. Cornelissen),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zoetermeer, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 12 augustus 2020 aan eiseres een aanslag leges ten bedrage van € 66.071,71 opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 januari 2021 de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit is met dagtekening
9 augustus 2022 aan verweerder doorgestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2022.
Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A], mr. [B] en [C].

Overwegingen

Feiten
1. Op 12 maart 2020 heeft [bedrijfsnaam] B.V. namens eiseres een aanvraag ingediend tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van het bedrijfsverzamelgebouw op het perceel [adres] [nummer] te [plaats] (het perceel). Het perceel heeft een gebruiksoppervlakte van 2215 m². De geschatte bouwkosten die in de aanvraag zijn opgegeven bedragen € 1.043.600 exclusief omzetbelasting.
2. Met dagtekening 12 augustus 2020 heeft verweerder op basis van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2020 (de Legesverordening 2020) voor het in behandeling nemen van de aanvraag onder de naam “legesnota” een schriftelijke kennisgeving (de aanslag) aan eiseres toegezonden naar een bedrag van
€ 66.071,71, bestaande uit een bedrag van € 65.734,87 voor het uitvoeren van de bouwactiviteit en tweemaal een bedrag van € 168,42 voor het uitvoeren van een welstandstoets. Daarbij heeft verweerder de bouwkosten ambtshalve bepaald op
€ 1.878.139,01 inclusief omzetbelasting.
3. Eiseres heeft met dagtekening 21 september 2020 tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Verweerder heeft de aanslag gehandhaafd.

Geschil4. In geschil is of de aanslag tot het juiste bedrag is opgelegd.

5. Eiseres stelt – zakelijk weergegeven – dat:
  • ten aanzien van het Bouwkostenkompas, woning en utiliteitsbouw GWW (het Bouwkostenkompas) niet is voldaan aan de publicatievoorschriften;
  • ten aanzien van de Legesverordening 2020 niet is voldaan aan de kenbaarheidseisen, omdat geen verwijzing naar de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012) is opgenomen;
  • geen verwijzing naar de externe vindplaats van NEN 2580 is opgenomen in de Legesverordening of het Bouwkostenkompas en NEN 2580 tevens niet door verweerder ter inzage is gelegd;
  • de bouwkosten zoals door eiseres zijn opgegeven hoger zijn dan de bouwkosten die zij op had moeten geven;
  • er voor verweerder aanleiding bestond om een externe deskundige in te schakelen om de bouwkosten te controleren;
  • het controleren van de bouwkosten en daardoor het vaststellen van de bouwkosten aan de hand van het Bouwkostenkompas tot een onredelijke heffing leidt;
  • bij een eerdere aanvraag van een eerder gerealiseerd project wel is uitgegaan van de aanneemsom, waardoor het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel zijn geschonden;
  • verweerder op geen enkele wijze de bouwkosten heeft gemotiveerd;
  • in het Bouwkostenkompas gebruik wordt gemaakt van standaarden die niet overeenkomen met de werkelijkheid en dat in het Bouwkostenkompas begrippen staan die onduidelijk zijn en voor meerdere interpretaties vatbaar;
  • in het geval de rechtbank oordeelt dat de Legesverordening 2020 onverbindend is, verweerder niet kan terugvallen op het bedrag van de aanneemsom.
6. Verweerder stelt – zakelijk weergegeven – dat:
  • ten aanzien van de verwijzing naar de UAV 2012 is voldaan aan de kenbaarheidseisen;
  • primair de kenbaarheidseisen niet van toepassing zijn op NEN 2580, omdat in het Bouwkostenkompas een definitie van het begrip bruto vloeroppervlakte is opgenomen;
  • subsidiair is voldaan aan de kenbaarheidseisen, omdat in artikel 11, vierde lid, van de Legesverordening 2020 is bepaald dat het Bouwkostenkompas wordt bekendgemaakt ter inzagelegging. Deze bekendmaking heeft volgens verweerder ook betrekking op NEN 2580;
  • meer subsidiair uitgegaan dient te worden van de aanneemsom, in het geval de rechtbank van oordeel is dat niet is voldaan aan de kenbaarheidseisen;
  • eiseres er ten onrechte vanuit gaat dat de gemeente ervoor heeft gekozen om het Bouwkostenkompas toe te passen. Het toepassen van het Bouwkostenkompas volgt volgens verweerder uit de systematiek van de Legesverordening 2020;
  • de inschakeling van een externe deskundige voor het controleren van de bouwkosten geen verplichting is voor verweerder en verweerder geen aanleiding heeft gezien van deze mogelijkheid gebruik te moeten maken;
  • de heffingssystematiek van de Legesverordening 2020 niet leidt tot een onredelijke belastingheffing;
  • het bedrag aan bouwkosten niet eerder is gespecificeerd, maar het ontbreken van een specificatie niet onrechtmatig is;
  • geen sprake is van schending van het vertrouwensbeginsel dan wel het gelijkheidsbeginsel.
Beoordeling van het geschil
7. De artikelen 139 en 217 van de Gemeentewet stellen eisen aan de kenbaarheid van de maatstaven waarnaar gemeentebelastingen worden geheven (de kenbaarheidseisen). De kenbaarheidseisen strekken onder meer ertoe dat de belastingverordening alle essentialia bevat waaruit de belastingschuldige de omvang van zijn belastingschuld kan afleiden (Kamerstukken II 1989/90, nr. 3, blz. 63). Tot de essentialia behoren bij de heffing van bouwleges mede de voorschriften voor het vaststellen van de bouwkosten, waarop de hoogte van die leges wordt gebaseerd. [1]
8. Aan de kenbaarheidseisen zal in het algemeen zijn voldaan indien de gemeente de toepasbare voorschriften voor een gemeentelijke belastingverordening bekendmaakt door terinzagelegging op de wijze die in artikel 139, derde lid, van de Gemeentewet is voorzien voor bijlagen, en desgevraagd papieren afschriften verstrekt tegen betaling van een bedrag dat niet hoger is dan de tarieven die de gemeente hanteert voor het verstrekken van papieren afschriften van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden. [2] Aan de kenbaarheidseisen is alleen voldaan indien hetgeen is gepubliceerd voor een ieder toegankelijk is, zowel in het jaar waarvoor de belasting is geheven als in de daarop volgende jaren, en de authenticiteit van het gepubliceerde buiten twijfel is. [3]
9. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Legesverordening 2020 worden de leges geheven naar de heffingsmaatstaven en tarieven, opgenomen in de bij de Legesverordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel. Het tarief voor het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning bedraagt op grond van onderdeel 1.5.3.1 van de tarieventabel indien de bouwkosten € 500.000 of meer bedragen 3,5% van de bouwkosten. Voor een definitie van het begrip bouwkosten wordt in onderdeel 1.5.1.1 verwezen naar bijlage 1 behorende bij de tarieventabel van de Legesverordening. In bijlage 1 is ten aanzien van het begrip bouwkosten het volgende bepaald:

“Definitie bouwkosten

de aanneemsom, inclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012).
(…).

Situatie aanneemsom

De bouwkosten worden gecheckt op basis van de op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning geldende versie van het (digitale) Bouwkostenkompas, woning- en utiliteitsbouw GWW.
Bij een verschil in bouwkosten van 10% of meer (in de zin dat de opgegeven bouwkosten lager zijn dan de berekening door middel van het (digitale) Bouwkostenkompas, woning- en utiliteitsbouw GWW, is het (digitale) Bouwkostenkompas, woning en utiliteitsbouw GWW leidend.
In geval er sprake is van bouwkosten van € 500.000 of meer, worden deze gecheckt op basis van de op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning geldende versie van het (digitale) Bouwkostenkompas, woning en utiliteitsbouw GWW. Daarnaast kan aan een externe deskundige gevraagd worden deze bouwkosten te controleren.
Bij een verschil in bouwkosten van 10% of meer (in de zin dat de opgegeven bouwkosten lager zijn dan de berekening door middel van het (digitale) Bouwkostenkompas, woning- en utiliteitsbouw GWW, is het bedrag aan bouwkosten van hetzij het (digitale) Bouwkostenkompas, woning- en utiliteitsbouw GWW, hetzij de externe deskundige leidend.
(…).”
10. Uit artikel 11, vierde lid, van de Legesverordening volgt dat de bekendmaking van het (digitale) Bouwkostenkompas, woning en utiliteitsbouw GWW (het Bouwkostenkompas) plaatsvindt door deze ter inzage te leggen.
11. Uit de bijlage behorende bij de Legesverordening volgt dat indien de bouwkosten meer dan € 500.000 bedragen – zoals in de onderhavige zaak het geval is – deze worden gecheckt op basis van de op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning geldende versie van het (digitale) Bouwkostenkompas. In het geval van eiseres was het verschil tussen de door haar opgegeven bouwkosten en de bouwkosten die volgen uit het Bouwkostenkompas groter dan 10%, waardoor verweerder de bouwkosten ambtshalve heeft bepaald op het bedrag aan bouwkosten zoals volgt uit het Bouwkostenkompas.
12. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de gemeente bij het opleggen van de aanslag gebruikmaakt van zowel het papieren als het digitale Bouwkostenkompas. Uit praktische overwegingen wordt de berekening van de bouwkosten (in beginsel) uitgevoerd met behulp van het digitale Bouwkostenkompas. Daarbij heeft verweerder ook verklaard dat zowel de papieren versie als het digitale Bouwkostenkompas op het gemeentehuis ter inzage zijn gelegd. Ingeval een belanghebbende inzicht wil verkrijgen in het digitale Bouwkostenkompas, kan dat ter plekke onder begeleiding van een ambtenaar. Door zowel het papieren als het digitale Bouwkostenkompas ter inzage te leggen, heeft verweerder – zoals volgt uit het voorgaande – het Bouwkostenkompas op de juiste wijze gepubliceerd en is in zoverre aan de kenbaarheidseisen voldaan.
13. Ter zitting is verder vast komen te staan dat de papieren en digitale versies van het Bouwkostenkompas van elkaar verschillen. Zo is de berekeningssystematiek van het digitale Bouwkostenkompas verfijnder, doordat gebruik wordt gemaakt van meer voorbeeldcategorieën dan in de papieren versie. Ook is vast komen te staan dat de digitale versie van het Bouwkostenkompas elk kwartaal wordt geactualiseerd naar de dan van toepassing zijnde kengetallen, terwijl de papieren versie slechts éénmaal per jaar wordt uitgegeven. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de papieren versies van het Bouwkostenkompas ook in latere jaren nog zijn in te zien. Eiseres heeft ten aanzien van het digitale Bouwkostenkompas e-mails overgelegd van de uitgever van het Bouwkostenkompas, waarin de uitgever verklaart dat het digitale Bouwkostenkompas ieder kwartaal wordt geactualiseerd naar de dan van toepassing zijnde kengetallen en het volgens hem niet mogelijk is om in het digitale Bouwkostenkompas oudere versies in te zien of te gebruiken. Met de inhoud van deze e-mails heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat het op enig moment nadat het belastbare feit zich heeft voorgedaan niet mogelijk is om het digitale Bouwkostenkompas zoals deze luidde ten tijde van de heffing in te zien.
14. Verweerder dient volgens de regels van normale bewijslastverdeling aannemelijk te maken dat de aanslag niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. Verweerder heeft geen inzicht kunnen verschaffen in de berekening van de aanslag zoals die volgt uit de digitale calculatie van het Bouwkostenkompas (bijlage 6 bij het verweerschrift). Desgevraagd heeft hij ter zitting ook geen enkel inzicht verschaft in de berekening van de aanslag. Het ter zitting gedane bewijsaanbod dienaangaande heeft de rechtbank als tardief afgewezen omdat eiseres reeds in het beroepschrift heeft aangegeven de grondslag van de berekening van de leges onduidelijk te vinden en de hoogte van de aanslag te bestrijden.
Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet inzichtelijk gemaakt hoe en op basis van welke gegevens de omvang van de belastingschuld is berekend. Hij heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de aanslag niet tot een te hoog bedrag is opgelegd.
15. De bestreden legesaanslag en de bestreden uitspraak op bezwaar dienen daarom te worden vernietigd voor zover deze zien op het bepalen van de legeskosten aan de hand van het Bouwkostenkompas. De bedragen die in rekening zijn gebracht voor het uitvoeren van de twee welstandstoetsen, blijven daarbij wel in stand. Deze bedragen zijn niet door eiseres bestreden en de rechtbank is ook niet gebleken dat deze bedragen ten onrechte van eiseres zijn geheven. De overige grieven van eiseres kunnen hiermee onbesproken blijven.
16. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Gesteld noch gebleken is van voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover betrekking hebbende op het vaststellen van het bedrag voor de bouwactiviteiten;
- vernietigt de aanslag leges voor zover betrekking hebbende op het vaststellen van het bedrag voor de bouwactiviteiten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. van Riel, voorzitter, en mr. J.J. Arts en
mr. J.G.E. Gieskes, leden, in aanwezigheid van mr. A.C. van Essen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2022.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.