Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 4 oktober 2022 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente Zoetermeer, verweerder.
Procesverloop
9 augustus 2022 aan verweerder doorgestuurd.
Overwegingen
€ 66.071,71, bestaande uit een bedrag van € 65.734,87 voor het uitvoeren van de bouwactiviteit en tweemaal een bedrag van € 168,42 voor het uitvoeren van een welstandstoets. Daarbij heeft verweerder de bouwkosten ambtshalve bepaald op
€ 1.878.139,01 inclusief omzetbelasting.
Geschil4. In geschil is of de aanslag tot het juiste bedrag is opgelegd.
- ten aanzien van het Bouwkostenkompas, woning en utiliteitsbouw GWW (het Bouwkostenkompas) niet is voldaan aan de publicatievoorschriften;
- ten aanzien van de Legesverordening 2020 niet is voldaan aan de kenbaarheidseisen, omdat geen verwijzing naar de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012) is opgenomen;
- geen verwijzing naar de externe vindplaats van NEN 2580 is opgenomen in de Legesverordening of het Bouwkostenkompas en NEN 2580 tevens niet door verweerder ter inzage is gelegd;
- de bouwkosten zoals door eiseres zijn opgegeven hoger zijn dan de bouwkosten die zij op had moeten geven;
- er voor verweerder aanleiding bestond om een externe deskundige in te schakelen om de bouwkosten te controleren;
- het controleren van de bouwkosten en daardoor het vaststellen van de bouwkosten aan de hand van het Bouwkostenkompas tot een onredelijke heffing leidt;
- bij een eerdere aanvraag van een eerder gerealiseerd project wel is uitgegaan van de aanneemsom, waardoor het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel zijn geschonden;
- verweerder op geen enkele wijze de bouwkosten heeft gemotiveerd;
- in het Bouwkostenkompas gebruik wordt gemaakt van standaarden die niet overeenkomen met de werkelijkheid en dat in het Bouwkostenkompas begrippen staan die onduidelijk zijn en voor meerdere interpretaties vatbaar;
- in het geval de rechtbank oordeelt dat de Legesverordening 2020 onverbindend is, verweerder niet kan terugvallen op het bedrag van de aanneemsom.
- ten aanzien van de verwijzing naar de UAV 2012 is voldaan aan de kenbaarheidseisen;
- primair de kenbaarheidseisen niet van toepassing zijn op NEN 2580, omdat in het Bouwkostenkompas een definitie van het begrip bruto vloeroppervlakte is opgenomen;
- subsidiair is voldaan aan de kenbaarheidseisen, omdat in artikel 11, vierde lid, van de Legesverordening 2020 is bepaald dat het Bouwkostenkompas wordt bekendgemaakt ter inzagelegging. Deze bekendmaking heeft volgens verweerder ook betrekking op NEN 2580;
- meer subsidiair uitgegaan dient te worden van de aanneemsom, in het geval de rechtbank van oordeel is dat niet is voldaan aan de kenbaarheidseisen;
- eiseres er ten onrechte vanuit gaat dat de gemeente ervoor heeft gekozen om het Bouwkostenkompas toe te passen. Het toepassen van het Bouwkostenkompas volgt volgens verweerder uit de systematiek van de Legesverordening 2020;
- de inschakeling van een externe deskundige voor het controleren van de bouwkosten geen verplichting is voor verweerder en verweerder geen aanleiding heeft gezien van deze mogelijkheid gebruik te moeten maken;
- de heffingssystematiek van de Legesverordening 2020 niet leidt tot een onredelijke belastingheffing;
- het bedrag aan bouwkosten niet eerder is gespecificeerd, maar het ontbreken van een specificatie niet onrechtmatig is;
- geen sprake is van schending van het vertrouwensbeginsel dan wel het gelijkheidsbeginsel.
“Definitie bouwkosten
Situatie aanneemsom
Beslissing
mr. J.G.E. Gieskes, leden, in aanwezigheid van mr. A.C. van Essen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2022.