ECLI:NL:RBDHA:2021:8723
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot invordering van dwangsommen na geluidsovertredingen door eiseres
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam] V.O.F. en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres, een onderneming, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder waarin dwangsommen van € 9.000,- werden ingevorderd wegens overtredingen van geluidsnormen. Eiseres stelde dat zij niet voorafgaand aan het primaire besluit was gehoord, wat volgens haar een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel inhield. De rechtbank oordeelde dat het verzuim om eiseres voorafgaand aan het primaire besluit te horen in bezwaar was hersteld, aangezien eiseres in de bezwaarfase alsnog was gehoord. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van invordering af te zien. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank benadrukte dat het belang van invordering van dwangsommen zwaarwegend is, en dat eiseres verantwoordelijk was voor het naleven van de geluidsnormen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.C. de Winter, in aanwezigheid van mr. J.P.G. van Egeraat, griffier.