ECLI:NL:RBDHA:2021:8559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
AWB 20/3315 en 20/8488
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Duur verblijfsvergunning voor arbeid in loondienst en afhankelijke vergunning van echtgenote - niet-ontvankelijkheid van beroepen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, zijn eisers, een echtpaar van Indiase nationaliteit, in beroep gegaan tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met betrekking tot hun verblijfsvergunningen. Eiser had een verblijfsvergunning voor arbeid in loondienst, die was verlengd tot 1 september 2021, terwijl de verblijfsvergunning van eiseres afhankelijk was van die van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep, omdat haar verblijfsvergunning gelijk is aan die van eiser en dus niet kan worden gewijzigd zonder wijziging van eisers vergunning. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen voldoende belang was bij een inhoudelijke beoordeling, gezien de toekenning van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene aan eiser. De rechtbank heeft ook het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard om dezelfde redenen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/3315 en AWB 20/8488
[V-Nummers]

uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaken tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1988, van Indiase nationaliteit, eiser,
en
[eiseres],
geboren op [geboortedatum 2] 1993, van Indiase nationaliteit, eiseres,
samen: eisers
(gemachtigde: mr. M.B.J. Strooij),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.P.C. van der Weijden).

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2020 (het primaire besluit I) heeft verweerder eisers verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel ‘arbeid in loondienst’ verlengd tot
1 september 2021. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 24 maart 2020 (het bestreden besluit I) ongegrond verklaard.
Bij besluit van 16 januari 2020 (het primaire besluit II) heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiseres voor bepaalde tijd met als doel ‘verblijf bij [naam] ’ verlengd tot 1 september 2021. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van
24 maart 2020 (het bestreden besluit II) ongegrond verklaard.
Eisers hebben beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting van de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op
23 november 2020. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
Het onderzoek op de zitting is door de rechtbank heropend en ter verdere behandeling verwezen naar de meervoudige kamer.
Het onderzoek op de zitting van de meervoudige kamer heeft vervolgens plaatsgevonden op 5 februari 2021. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

Feiten
1.1
Met ingang van 9 december 2010 is eiser in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel ‘arbeid in loondienst’. Deze verblijfsvergunning was geldig tot 1 november 2011. Bij beschikking van 24 april 2012 is zijn vergunning verlengd tot 1 november 2014 en vervolgens tot 1 november 2019. Eiser is getrouwd met eiseres. Op 1 november 2018 is voor eiseres een machtiging tot voorlopig verblijf aangevraagd. Verweerder heeft deze aanvraag ingewilligd en aan eiseres een verblijfsvergunning voor verblijf bij haar echtgenoot verleend. Op 22 augustus 2019 hebben eisers bij verweerder een aanvraag ingediend om verlenging van de geldigheidsduur van de aan hen verleende verblijfsvergunningen.
1.2
Bij besluit van 16 december 2020 is eiser met ingang van 23 juli 2020 in het bezit gesteld van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene. Ook is door eiser een naturalisatieprocedure gestart aan de hand waarvan op 13 november 2020 een Koninklijk besluit is opgesteld. Na ontvangst van dit besluit zal eiser per die datum de Nederlandse nationaliteit bezitten. Op 5 februari 2021, ten tijde van de sluiting van het onderzoek op de zitting, was hiervan nog geen sprake.
Besluitvorming verweerder
2. Verweerder heeft eisers verlengingsaanvraag bij het primaire besluit I ingewilligd en de geldingsduur van de verblijfsvergunning verlengd tot 1 september 2021 met de arbeidsmarktaantekening ‘arbeid vrij toegestaan, tewerkstellingsvergunning (twv) niet vereist’. De verblijfsvergunning van eiseres is bij het primaire besluit II eveneens verlengd tot 1 september 2021. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt, omdat zij menen dat verweerder de verblijfsvergunningen voor de duur van vijf jaar had moeten verlengen. In de bestreden besluiten heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd. Verweerder stelt dat de verblijfsvergunning van eiser verlengd kan worden voor de duur van de arbeidsovereenkomst. In eisers geval is dat tot 1 september 2021. Nu de verblijfsvergunning van eiseres afhankelijk is van eisers verblijfsvergunning, is haar verblijfsvergunning eveneens verlengd tot 1 september 2021.
Oordeel rechtbank
Procesbelang
3. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of eisers nog voldoende belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroepen. Er is sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang. [1]
Ten aanzien van het beroep AWB 20/3315
4. In zijn gronden heeft eiser aangevoerd dat hij belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, omdat is verzocht om een proceskostenveroordeling in bezwaar. Op de zitting van 5 februari 2021 is door eisers gemachtigde naar voren gebracht dat hij, net als verweerder, voor eiser geen procesbelang meer ziet vanwege de aan eiser verstrekte EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene.
5. Hoewel procesbelang kan bestaan bij een verzoek om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten, overweegt de rechtbank dat dit niet geldt in alle gevallen. Mede gelet op de omstandigheid dat de gemachtigde van eiser op de zitting heeft aangegeven dat geen procesbelang aanwezig is, ziet de rechtbank in dit specifieke geval geen aanleiding om anders te oordelen
6. De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van het beroep AWB 20/8488
7. Eiseres heeft naar voren gebracht dat zij belang heeft bij de beoordeling van haar beroep. Voor haar is van belang dat de rechtmatigheid van de duur van eisers verblijfsvergunning wordt beoordeeld, omdat dit ook van invloed is op de geldigheidsduur van haar verblijfsvergunning. In dit kader is door de gemachtigde van eiseres op de zitting verwezen naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van
5 maart 2019 [2] en naar de conclusie in die zaak van de Advocaat-Generaal (A-G) van
7 november 2018 [3] , waarin vuistregels zijn geformuleerd voor de vraag wanneer sprake is van afgeleid belang.
8. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen belang heeft bij de beoordeling van haar beroep, omdat zij het door haar beoogde resultaat daarmee niet kan bereiken. Eiseres is in het bezit gesteld van een afhankelijke verblijfsvergunning voor verblijf bij eiser, waarbij de geldigheidsduur van haar vergunning gelijk is aan de geldigheidsduur van eisers verblijfsvergunning zoals verleend bij het primaire besluit I. Vanwege het ontbreken van procesbelang in eisers beroepszaak staat de geldigheidsduur van de aan hem verleende verblijfsvergunning onder de beperking ‘arbeid in loondienst’ vast. Nu de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van eiseres afhankelijk is van de geldigheidsduur van de aan eiser verleende verblijfsvergunning, kan de duur van haar vergunning ook niet meer worden gewijzigd. De rechtbank ziet in de door de gemachtigde van eiseres aangehaalde uitspraak van de Raad en de conclusie in die zaak van de A-G geen aanleiding voor een ander oordeel. Daar ging het immers om de vraag wanneer iemand als belanghebbende moet worden aangemerkt en niet om de vraag die hier aan de orde is, namelijk of sprake is van procesbelang. Ook in het geval van eiseres ziet de rechtbank geen aanleiding om procesbelang aan te nemen vanwege het verzoek om vergoeding van de gemaakte kosten in bezwaar. Eiseres kan immers, zoals reeds is overwogen, niet bereiken wat zij beoogt met haar beroep.
9. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
10. De rechtbank ziet in beide beroepszaken geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 20/3315,
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 20/8488,
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, voorzitter, mr. V.F.J. Bernt en
mr. M.F. Ferdinandusse, leden, in aanwezigheid van mr. F. Grundmeijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.