ECLI:NL:RBDHA:2021:8282

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
AWB 21/3110
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten voor contra-expertise documentenonderzoek in asielzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Iraakse, en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiseres had een verzoek ingediend om vergoeding van kosten voor een contra-expertise documentenonderzoek, welke door het COA was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres had op 22 maart 2021 het verzoek tot vergoeding ingediend, maar het COA stelde dat niet was aangetoond dat de door eiseres ingeschakelde expert, [naam3], over de benodigde forensisch-technische expertise beschikte. Eiseres betwistte dit en voerde aan dat de rechtbank het beroep tegen de afwijzing van haar asielaanvraag had geschorst in afwachting van de contra-expertise.

De rechtbank overwoog dat het COA beoordelingsruimte heeft bij de toepassing van artikel 17 van de Rva en dat het COA moet beoordelen of de expert beschikt over de vereiste deskundigheid. De rechtbank concludeerde dat het COA zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat niet was aangetoond dat [naam3] in staat was om een volwaardig tegenonderzoek te verrichten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/3110
V-nummers: [nummer1 1] en [nummer2]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

mede namens haar minderjarige dochter
[naam2],
gemachtigde: mr. A. Greve-Kortrijk
en

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor het vergoeden van kosten voor het laten verrichten van een contra-expertise documentenonderzoek afgewezen.
Eiseres heeft op 22 mei 2021 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 16 juli 2021 in Breda. Hierbij waren eiseres en haar gemachtigde aanwezig. Tevens was aanwezig G.M.A. Al-Harbia, tolk. Namens verweerder is niemand verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Iraakse nationaliteit.
2. Op 22 maart 2021 heeft eiseres het verzoek tot vergoeding van kosten voor het laten verrichten van een contra-expertise documentenonderzoek ingediend. Dit verzoek is bij het bestreden besluit afgewezen. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat niet is aangetoond dat de door eiseres in te schakelen expert, [naam3] , in staat is om een deugdelijk tegenonderzoek te verrichten. Eiseres heeft volgens verweerder niet aangetoond dat [naam3] beschikt over de benodigde forensisch-technische expertise en vaardigheden en tevens de beschikking heeft over betrouwbaar bronnenmateriaal. Daarom zijn de kosten voor het laten verrichten van de door eiseres gewenste contra-expertise documentenonderzoek niet te beschouwen als noodzakelijke kosten in de zin van artikel 17 van de Rva. [1]
3. Eiseres voert aan dat het belang en de noodzaak van de mogelijkheid tot tegenonderzoek blijkt uit het feit dat de rechtbank het beroep [2] tegen de afwijzende beslissing asiel heeft geschorst in afwachting van de contra-expertise. Eiseres wijst in dit verband naar een Afdelingsuitspraak [3] van 19 september 2013. [4] Eiseres voert verder aan dat de in te schakelen expert wel beschikt over de benodigde forensisch-technische expertise en vaardigheden. Dit volgt immers uit het CV van [naam3], de beantwoording van de verschillende vragen en de prijsopgave. Tot slot worden vraagtekens geplaatst bij de deskundigheid van het COa om het vergelijkingsmateriaal te beoordelen.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Uit vaste rechtspraak [5] van de Afdeling volgt dat het COa bij de toepassing van artikel 17, eerste lid en tweede lid, van de Rva beoordelingsruimte toekomt, waarvan de invulling tot zijn verantwoordelijkheid behoort. Het COa moet beoordelen of de opsteller beschikt over de voor documentenonderzoek vereiste deskundigheid, omdat de contra-expertise daadwerkelijk moet kunnen bijdragen aan het onderzoek in de asielzaak van de vreemdeling. [6] Een opsteller van een contra-expertise waarmee een vreemdeling de uitkomsten van een documentenonderzoek door Bureau Documenten wil bestrijden, moet beschikken over een specifieke deskundigheid die hem in staat stelt om te beoordelen of een document authentiek dan wel vals of vervalst is.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat [naam3] in staat is om een volwaardig tegenonderzoek te verrichten. Vereist is dat hij beschikt over technisch-forensische vaardigheden om een document te kunnen onderzoeken en dat hij beschikt over betrouwbaar referentiemateriaal om een vergelijking te maken met het te onderzoeken document. Verweerder heeft zich, mede gelet op het CV van [naam3], op het standpunt kunnen stellen dat hij geen forensisch-technische achtergrond heeft en dat niet is aangetoond dat hij een forensisch technisch onderzoek kan verrichten. Dat uit het CV van [naam3] blijkt dat hij ‘document authentication services’ heeft verleend, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat hij technisch en tactisch onderzoek kan doen. Dat [naam3] als deskundige is aangereikt door Vluchtelingenwerk Nederland, zoals ter zitting is gesteld, is op zichzelf niet doorslaggevend, omdat verweerder moet beoordelen of de opsteller beschikt over de voor documentenonderzoek vereiste deskundigheid.
Verder heeft verweerder bij zijn standpunt kunnen betrekken dat niet is aangetoond dat [naam3] beschikt over betrouwbaar referentiemateriaal, dat wil zeggen documenten waarvan de echtheid vaststaat om de door eiseres overgelegde documenten mee te vergelijken. Verweerder heeft zich in dit verband in het verweerschrift terecht op het standpunt gesteld dat de gegeven toelichting over het referentiemateriaal enkel op stellingnames berust en dat deze toelichting zich beperkt tot een in algemene bewoordingen geformuleerde opsomming.
6. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, op 23 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Griffier Rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
2.Zaaknummer NL21.5461.
3.Een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL9320.
6.De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 28 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2169.