ECLI:NL:RVS:2013:1232

Raad van State

Datum uitspraak
19 september 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
201204918/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing vergoeding kosten contra-expertise documentenonderzoek door COA

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, die op 25 april 2012 een aanvraag van een vreemdeling om vergoeding van kosten voor een contra-expertise documentenonderzoek had goedgekeurd. Het COA had eerder, op 5 december 2011, deze aanvraag afgewezen op basis van artikel 17 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). De rechtbank oordeelde dat het COA ondeugdelijk had gemotiveerd waarom deze kosten niet als noodzakelijke kosten konden worden beschouwd.

In het hoger beroep betoogt het COA dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de kosten voor de contra-expertise noodzakelijk zijn. Het COA stelt dat de bestuursrechter in de asielprocedure de resultaten van het documentenonderzoek kan toetsen zonder dat de vreemdeling een contra-expertise hoeft te overleggen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het COA in zijn besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de kosten voor de contra-expertise niet noodzakelijk zijn. De Afdeling komt tot de conclusie dat de vreemdeling de uitkomst van het documentenonderzoek alleen kan aanvechten met een deskundigenrapport, wat de noodzaak van de kosten voor de contra-expertise onderstreept.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt het COA tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met het hoger beroep zijn gemaakt. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door bestuursorganen bij het afwijzen van verzoeken om vergoeding van kosten, vooral in het kader van asielprocedures.

Uitspraak

201204918/1/V1.
Datum uitspraak: 19 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, van 25 april 2012 in zaak nr. 11/39441 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
het COa.
Procesverloop
Bij besluit van 5 december 2011 heeft het COa een aanvraag van de vreemdeling om krachtens artikel 17, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: de Rva 2005) de kosten voor het laten verrichten van een contra-expertise documentenonderzoek te vergoeden, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 25 april 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat het COa een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het COa hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift en desgevraagd nadere stukken ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: de Wet COa) is het COa belast met de materiële en immateriële opvang van asielzoekers.
Ingevolge het tweede lid kan de minister van Justitie, thans: de minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de minister), het COa taken als bedoeld in het eerste lid opdragen voor andere categorieën vreemdelingen.
Ingevolge het derde lid kan de minister regels stellen voor verstrekkingen aan asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen als bedoeld in het tweede lid.
De Rva 2005 strekt ter uitvoering van artikel 3, derde lid, van de Wet COa.
Artikel 3 van de Rva 2005 bepaalt aan welke categorieën asielzoekers of daarmee gelijk te stellen categorieën vreemdelingen het COa opvang biedt.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder g, omvat de opvang in een opvangvoorziening in elk geval betaling van buitengewone kosten.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, kan een asielzoeker een vergoeding ontvangen voor buitengewone kosten, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder g, die hij heeft gemaakt.
Ingevolge het tweede lid zijn buitengewone kosten noodzakelijke kosten die de asielzoeker wegens hun aard of hoogte in redelijkheid niet kan worden geacht zelf te betalen.
Ingevolge het derde lid betaalt het COa buitengewone kosten slechts voor zover het de asielzoeker vooraf toestemming heeft verleend voor het maken van deze kosten, met uitzondering van kosten die voortvloeien uit noodsituaties waarin geen mogelijkheid bestond tot het verzoeken om toestemming.
Ingevolge het vierde lid verleent het COa de toestemming, bedoeld in het derde lid, uitsluitend indien en voor zover de kosten noodzakelijk zijn en niet op andere wijze in de betaling kan worden voorzien.
2. In grief 1 klaagt het COa dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom de door de vreemdeling te maken kosten voor een contra-expertise documentenonderzoek geen noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Rva 2005 zijn. Het COa voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de rechter in de asielprocedure niet kan toetsen of het Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: Bureau Documenten) een documentenonderzoek zorgvuldig en op juiste wijze heeft verricht en op grond van welke bevindingen Bureau Documenten tot zijn conclusies is gekomen omdat het volgens de rechtbank niet louter een technische beoordeling betreft in de zin van de uitspraak van de Afdeling van 19 maart 2010 in zaak nr. 200907879/1/V1. Onder verwijzing naar voormelde uitspraak betoogt het COa dat de kosten voor het laten verrichten van een contra-expertise documentenonderzoek geen noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Rva 2005 zijn.
2.1. In de verklaring van onderzoek van 12 augustus 2011 heeft Bureau Documenten, naar aanleiding van een onderzoek naar de echtheid van het door de vreemdeling overgelegde Iraanse verkiezingsdocument, vermeld dat de verschijningsvorm niet correspondeert met intern bekende informatie. Gelet hierop is het document volgens Bureau Documenten waarschijnlijk niet echt en met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet opgemaakt en afgegeven door een daartoe bevoegde instantie. Bureau Documenten heeft niet kunnen vaststellen of het document inhoudelijk juist is.
2.2. Gelet op rechtsoverweging 1.2 van de uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2013 in zaak nr. 201203414/1/V1 klaagt het COa terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de bestuursrechter in staat moet worden geacht om een standpunt van een bestuursorgaan, over de totstandkoming dan wel inzichtelijkheid van een deskundigenrapport dat het aan een besluit ten grondslag legt, te toetsen, ook zonder dat degene die de desbetreffende beroepsgrond voordraagt een contra-expertise overlegt. In het verlengde hiervan is het standpunt van het COa, dat de kosten die een vreemdeling maakt om de totstandkoming dan wel inzichtelijkheid van zodanig rapport ter discussie te stellen geen noodzakelijke kosten zijn als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Rva 2005, niet onredelijk.
2.3. De grief kan echter niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden, omdat de Afdeling aanleiding ziet terug te komen van rechtsoverweging 2.4.2 van de onder 2 vermelde uitspraak van 19 maart 2010 omwille van de rechtseenheid in vreemdelingenzaken waarin een bestuursorgaan een rapport aan een besluit ten grondslag legt dat een deskundige op verzoek van het bestuursorgaan ten behoeve van dat besluit heeft opgesteld. Aangezien de beoordeling of een door een vreemdeling overgelegd document authentiek dan wel vals of vervalst is, een specifieke deskundigheid vereist die de minister, het COa noch de bestuursrechter heeft, zal een vreemdeling de uitkomst van zodanige beoordeling door Bureau Documenten slechts met succes kunnen bestrijden door middel van een andersluidend deskundigenrapport. In zoverre wijkt een documentenonderzoek niet af van bijvoorbeeld een taalanalyse (vergelijk r.o. 2.2.2 van de uitspraak van 22 maart 2012 in zaak nr. 201001769/1/V2). Het voorgaande betekent niet dat het COa is gehouden de kosten voor het laten verrichten van een contra-expertise documentenonderzoek zonder meer te vergoeden. Ter beoordeling van de noodzakelijkheid van de te maken kosten kan het COa ingevolge artikel 17, tweede en vierde lid, van de Rva 2005 vereisten stellen. Niettemin heeft het COa in het besluit van 5 december 2011 ondeugdelijk gemotiveerd dat de kosten voor het laten verrichten van een contra-expertise documentenonderzoek geen noodzakelijke kosten als bedoeld in voormeld tweede lid zijn, door zich op het standpunt te stellen dat de vreemdeling, indien hij van mening is dat de resultaten van het onderzoek dat Bureau Documenten naar het door hem overgelegde verkiezingsdocument heeft verricht niet juist zijn, dit onderzoek door de bestuursrechter in een asielprocedure kan laten controleren zonder een contra-expertise over te leggen.
2.4. Grief 1 faalt.
3. Hetgeen het COa als grief 2 aanvoert en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan evenmin tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
4. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Het COa moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het Centraal Orgaan opvang asielzoekers tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 708,00 (zegge: zevenhonderdacht euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Schuurman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2013
32-282