Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2021 in de zaak tussen
[naam eiser], eiser,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
.Gelet op hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van het gefingeerde dienstverband van referente bij [naam bedrijf] heeft verweerder de inkomsten die zij hieruit heeft ontvangen, terecht niet bij de beoordeling van de aanvraag betrokken. De rechtbank stelt verder vast dat niet in geschil is dat referente niet voldoet aan het middelenvereiste op grond van haar inkomen uit het dienstverband bij Randstand. Verweerder stelt zich in zijn verweerschrift terecht op het standpunt dat, nu zij gemiddeld onder de betreffende norm heeft verdiend, het niet van belang is dat referente niet eerder een beroep heeft gedaan op publieke middelen. Het risico blijft bestaan dat referente en eiser in de periodes dat haar inkomen onder het toepasselijk normbedrag is gelegen een dergelijk beroep zullen doen. Het middelenvereiste strekt er juist toe te voorkomen dat de vreemdeling ten laste van de publieke middelen komt. Daarbij wijst verweerder terecht op de uitspraak van de Afdeling van 27 mei 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA1990). De rechtbank is daarom met verweerder van oordeel dat referente niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de toekomst geen beroep zal doen op publieke middelen. De overgelegde sollicitatiebrief, haar cv en haar diploma bieden hier evenmin voldoende aanknopingspunten voor.