ECLI:NL:RBDHA:2021:6931

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
NL21.136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublin-overdracht aan Malta verboden wegens schending van mensenrechten en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2021, met zaaknummer NL21.136, werd het beroep van een Soedanese asielzoeker gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de overdracht van de eiser aan Malta op basis van de Dublinverordening niet kon plaatsvinden, omdat Malta niet voldeed aan de vereisten van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank baseerde haar oordeel op de grootschalige pushbacks, de structurele tekortkomingen in de opvangcapaciteit en de erbarmelijke detentieomstandigheden voor migranten in Malta. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) die bevestigden dat Malta geen garanties kon bieden dat de eiser na overdracht niet in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zou worden behandeld. De rechtbank stelde vast dat de eiser in Malta negen maanden in detentie had gezeten zonder toegang tot juridische bijstand en dat de detentieomstandigheden onmenselijk waren. De rechtbank besloot zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat Nederland verantwoordelijk was voor de behandeling van het asielverzoek van de eiser en dat verweerder de eiser moest toelaten tot de nationale asielprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.136

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , geboren op [geboortedag] 2001 en van Soedanese nationaliteit, eiser,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. P. van Zijl en mr. R. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 5 januari 2021 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat hij Malta hiervoor verantwoordelijk acht.
Bij tussenuitspraak van 19 april 2021 heeft de rechtbank medegedeeld zich nader te willen vergewissen van de situatie waarin eiser na een mogelijke overdracht aan Malta komt te verkeren (ECLI:NL:RBDHA:2021:3858). De rechtbank heeft aangegeven zich tot de European Asylum Support Office (EASO) te zullen wenden met een aantal concrete vragen over de asielprocedure, de opvang van Dublinclaimanten, de omstandigheden in de detentiecentra waar migranten die op vreemdelingrechtelijke grondslag zijn gedetineerd verblijven en de procedure om op te komen tegen vreemdelingenbewaring. Aan partijen is de gelegenheid geboden te reageren op dit voornemen van de rechtbank en om zelf nadere vragen voor EASO aan te dragen.
Op 19 april 2021 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen.
Bij bericht van 19 april 2021 heeft eiser aangegeven akkoord te gaan met het stellen van vragen door de rechtbank aan EASO en zelf geen nadere vragen te hebben.
Bij brief van 14 mei 2021 heeft verweerder, nadat toestemming is gevraagd en door de rechtbank is verleend voor een ruimere termijn om te reageren, aangegeven het voor de beoordeling van het beroep niet noodzakelijk te achten nadere informatie in te winnen bij de autoriteiten van Malta. Verweerder heeft hierbij gemotiveerd betoogd dat hij gelet op het AIDA Country Report Malta van 7 mei 2021 uit kan gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat het rapport van de European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) van 10 maart 2021 hier niet aan afdoet. Verweerder stelt zich tevens op het standpunt dat uit het arrest van het EHRM van 11 maart 2021 en de eerdere arresten van het EHRM tegen Malta niet volgt dat de detentieomstandigheden op Malta een reëel en voorzienbaar risico op schending van artikel 3 EVRM opleveren voor zover eiser in detentie zal geraken.
Bij bericht van 31 mei 2021 heeft de rechtbank partijen medegedeeld kennis te hebben genomen van hun standpunten en voornemens te zijn contact op te nemen met EASO.
Bij brief van 3 juni 2021 heeft de rechtbank zich tot EASO gewend met de vraag of EASO in staat en bereid is feitelijke informatie te verschaffen over de situatie waarin Dublinclaimanten na een overdracht aan Malta terecht komen (bijlage 1).
Bij brief van 14 juni 2021 heeft EASO de rechtbank geïnformeerd niet in de positie te zijn de rechtbank van de gevraagde informatie te voorzien (bijlage 2).
Bij bericht van 15 juni 2021 heeft de rechtbank partijen op de hoogte gesteld van de brief van EASO en partijen in de gelegenheid gesteld om tot 2 juli 2021– gemotiveerd – aan te geven of er behoefte bestaat aan een nadere behandeling ter zitting.
Bij bericht van 18 juni 2021 heeft eiser een brief van VVN van 16 juni 2021 en een mailwisseling tussen VVN en de auteurs van het AIDA-rapport over 2020 overgelegd en aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank of deze stukken aanleiding zijn voor de rechtbank om nadere vragen aan de opstellers van het AIDA-rapport te stellen en/of een nadere behandeling ter zitting te agenderen.
Bij brief van 23 juni 2021 heeft verweerder een inhoudelijke reactie gegeven op door eiser overgelegde stukken en aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank of een nadere behandeling ter zitting is gewenst.
Bij bericht van 1 juli 2021 heeft eiser een kopie van een op 30 juni 2021 toegewezen interim measure van het EHRM overgelegd in de zaak 22615/21 die betrekking heeft op een Dublinoverdracht vanuit Nederland aan Malta. Eiser heeft hierbij aangegeven dat hij gelet op alle nieuwe ingebrachte feiten en omstandigheden verzoekt om een nadere behandeling ter zitting.
De rechtbank ziet geen reden om het beroep verder ter zitting te behandelen in het licht van de overgelegde stukken. Redengevend daarvoor is dat de stukken voor zich spreken en eiser niet heeft aangegeven zelf nadere verklaringen af te willen leggen of zijn standpunten nader te willen onderbouwen, terwijl verder met deze uitspraak de partij die om een nadere behandeling ter zitting verzoekt al in het gelijk wordt gesteld.
De rechtbank heeft daarom het onderzoek in deze zaak gesloten op 5 juli 2021.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak van 19 april 2021. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
Pushbacks
2. In het Amnesty International (AI)-rapport van 7 september 2020 “
Waves of impunity: Malta's human rights violations Europe's responsibilities in the Central Mediterranean” (https://www.amnesty.org/download/Documents/EUR3329672020ENGLISH.PDF) wordt op pagina 7 melding gemaakt van de zogeheten Paasmaandag Pushback: “
The Easter Monday Pushback”, april 2020: A recent case of pushback by Malta towards Libya unfolded between 10 and 15 april 2020 and was widely reported in the media as the “Easter Monday pushback”. The case illustrates the determination of the Maltese authorities to prevent the arrival of people to the island even at the cost of exposing them to further risks to their life.”. Verder zijn in dit rapport van AI eerdere vermeende pushback incidenten door de Maltese autoriteiten in het recente verleden gedocumenteerd die plaatsvonden op 14-15 maart 2019 en 18-19 oktober 2019 (pagina 10).
3. Uit het door eiser aangehaalde artikel van AI van 8 september 2020 volgt dat de Maltese autoriteiten bij sommige acties mogelijk criminele daden hebben gepleegd, met sterfgevallen tot gevolg, langdurige willekeurige detentie en illegale terugkeer naar Libië tot gevolg. AI heeft Malta verweten steeds meer illegale tactieken te hebben gebruikt om migranten en vluchtelingen uit Noord-Afrika af te wijzen. Zo heeft Malta onwettige pushbacks naar Libië geregeld, migrantenboten naar Italië omgeleid en illegaal honderden mensen op slecht uitgeruste offshore quarantaineveerboten vastgehouden. Daarnaast bevestigt ook het rapport van Statewatch - Analysis Mediterranean van mei 2020 dat sprake is van pushbacks door de Maltese autoriteiten en dat Malta hierin recidiveert. (https://www.statewatch.org/media/documents/analyses/no-360-malta-italy-eu-libya-pushbacks.pdf): “
In September and October 2002, a group of 220 Eritreans were controversially deported from Malta. According to a damning report issued in 2004 (Malta deportees tortured in Eritrea, AI says (timesofmalta.com)), many ended up tortured at the hands of a brutal regime upon their return to Eritrea. (…) In April 2020, five migrants who were among those stranded on a boat in Maltese waters were found dead, with survivors saying another seven people were missing, presumed dead. In 2002, we witnessed a sin of commission. In 2020, it is a sin of omission. Both are terrible crimes, bron: https://timesofmalta.com/articles/view/we-have-blood-on-our-hands.785993).
4. Voorts blijkt uit informatie van Europese Raad voor vluchtelingen en ballingen (ECRE) van 13 november 2020 (https://www.ecre.org/med-constitutional-case-filed-over-pushback-from-malta-death-toll-climbing-and-returns-to-libya-continue/) dat:

Aconstitutional case has been filed(https://timesofmalta.com/articles/view/migrants-demand-payment-of-damages-after-pushback-to-libya.829552) by 50 people over breach of rights by Maltese authorities in pushback operation to Libya in April. After a series of shipwrecks, the death-toll rapidly climbs on the Med and returns to Libya continue.
On 11 April the NGO hotline Alarmphone alerted Maltese authorities to a boat heading for the Maltese SAR zone. Three days after the initial alert and after 39 hours in the Maltese SAR zone the people onboard, whose physical and psychological condition was deteriorating, were picked up by a fishing vessel acting as an agent of state. After being ‘pushed back’ to Libya, they were placed in a detention center where they were made to suffer further inhuman and degrading treatment. 50 applicants, and two siblings of people who lost their life during the pushback operation in April, have filed a constitutional case against the Maltese prime minister, the home affairs minister, and the commander of the Armed Forces over breaches of their human rights under the Constitution, the European Convention, and the EU Charter of human rights. Violations include inhuman and degrading treatment, the right to life, collective expulsion, the right to seek asylum and to contest the pushback, and a lack of effective remedy.” Dat voor deze pushbacks de hoogste Maltese autoriteiten op 15 april 2020 zijn aangeklaagd, volgt ook uit de berichtgeving van de Times of Malta. (“
Notorious government official Neville Gafà has said under oath that he had coordinated the pushback to Libya of 51 migrants involved in a tragedy over Easter following the instructions of the Office of the Prime Minister. (bron: https://timesofmalta.com/articles/view/neville-gafa-says-he-coordinated-libya-pushback-on-opm-orders.788951)” en “
Civil society group Republika on Wednesday began court action against cabinet, saying ministers should face criminal action for their decision to close the country's ports and ignore people in distress at sea. (…) The decision, the group said, lacked humanity, did not respect human rights or Malta's national and international obligations.
(https://timesofmalta.com/articles/view/ngo-seeks-criminal-action-against-ministers-over-decision-to-shut.785855)”.
5. Tot slot zijn ook de Verenigde Naties bezorgd over de pushbacks in het centraal mediterraan gebied (https://news.un.org/en/story/2020/05/1063592): “
We are also concerned that humanitarian search and rescue vessels, which usually patrol the central Mediterranean area, are being prevented from supporting migrants in distress, at a time when the numbers attempting to make the perilous journey from Libya to Europe has increased sharply”, aldus Rupert Colville, woordvoerder van de Office of the High Commissioner for Human Rights op 8 mei 2020. De OHCHR geeft daarbij aan dat, ondanks de Covid19 pandemie, het internationaal recht migranten beschermt tegen het terugsturen naar een gevaarlijke omgeving (https://www.ohchr.org/EN/NewsEvents/Pages/DisplayNews.aspx?NewsID=25875&LangID=E): “
The Office of the High Commissioner for Human Rights (OHCHR) is also calling for a moratorium on all interceptions and returns to Libya, in accordance with its recent guidelines on COVID-19 and migrants, https://www.ohchr.org/Documents/Issues/Migration/OHCHRGuidance_COVID19_Migrants.pdf.
Despite the pandemic, search and rescue operations should be maintained and swift disembarkation ensured, in line with public health measures. (…) Mr. Colville recalled that while international law protects migrants from being returned to dangerous environments, both Italy and Malta have declared their ports are “unsafe” for disembarkation due to the virus. (…) While the Maltese authorities have allowed a small group ashore on humanitarian grounds, OHCHR said all migrants should disembark because the vessels are not suitable for long-term accommodation.”).
6. De rechtbank gaat er gezien deze informatie van uit dat vanuit Malta en onder de verantwoordelijkheid van de Maltese autoriteiten stelselmatig pushbacks plaatsvinden. Deze pushbacks aan de buitengrenzen van de Unie leveren een flagrante schending van grondrechten op van de migranten die trachten de Unie via Malta in te reizen.
7. De rechtbank is voorts van oordeel dat Malta met de pushbacks de werking van het Europese asielsysteem en met name de Dublinverordening en het daaraan ten grondslag liggende interstatelijk vertrouwensbeginsel ondergraaft. Op basis van de Dublinverordening wordt aangenomen dat de lidstaten het beginsel van non-refoulement eerbiedigen, dat de lidstaten elk verzoek om internationale bescherming behandelen dat door een derdelander op het grondgebied van een van de lidstaten, inclusief aan de grens of in de transitzone, en hun verantwoordelijkheid nemen daar waar de verzoeker voor het eerst de grens van het grondgebied van de lidstaten passeert, onder meer door de derdelander in de gelegenheid te stellen een asielwens kenbaar te maken. Door de agressieve negatieve bejegening worden potentiële vluchtelingen ontmoedigd een verzoek om internationale bescherming in te dienen en worden zij door het niet toelaten tot de Unie en de uitzetting naar buiten de Unie blootgesteld aan het risico van refoulement. Daar komt bij dat uit bovengenoemde informatie blijkt dat migranten die trachten Malta in te reizen veelal naar Libië worden gebracht, waarbij gedocumenteerd is dat Libië zich stelselmatig schuldig maakt aan het zonder wettelijke grondslag detineren en het vervolgens martelen van migranten en deze migranten aan dwangarbeid onderwerpt.

Opvang

8. Uit de in de tussenuitspraak opgenomen samenwerkingsovereenkomsten tussen Malta en EASO blijkt genoegzaam dat de Maltese autoriteiten, gelet op hun vraag om ondersteuning aan EASO, erkennen dat, daargelaten de achterstanden in het behandelen van asielaanvragen, zowel de kwaliteit van de opvang als het aantal beschikbare plaatsen in de opvang niet voldoet aan de eisen die voortvloeien uit het Unierecht.
9. Uit de overgelegde en ambtshalve bekende informatie leidt de rechtbank af dat vreemdelingen die niet op rechtmatige wijze Malta inreizen structureel - bij wijze van opvang- worden gedetineerd omdat Malta een tekort aan opvangplaatsen voor asielzoekers heeft.
10. Zoals hiervoor overwogen heeft verweerder niet betwist dat eiser onmiddellijk na aankomst in Malta vanwege een illegale inreis negen maanden in Malta in detentie heeft verbleven. Eiser heeft -eveneens onbetwist-verklaard dat hij gedurende deze negen maanden geen juridische bijstand heeft ontvangen en de rechtmatigheid van deze detentie niet ter beoordeling aan een rechter heeft kunnen voorleggen. Ter zitting heeft eiser op vragen van de rechtbank verklaard dat hij verbleef op een afdeling met totaal 160 andere mensen en dat hij een kleine kamer met 20 andere personen moest delen, dat hij die maanden droog brood als voedsel kreeg dat werd aangereikt via een luik en dat hij water in het toilet moest drinken. Eiser is nimmer in een taal die hij begrijpt uitgelegd waarom hij werd gedetineerd en hoe lang dit zou (kunnen) duren. Op een dag moest eiser meekomen en kreeg hij zonder enige uitleg vragen over waarom hij uit zijn land van herkomst is vertrokken. Deze vragen zijn hem gesteld nadat hij ongeveer twee maanden was gedetineerd. Na negen maanden detentie is hij vrijgelaten. Bij zijn invrijheidstelling is hem geen uitleg gegeven en heeft hij evenmin documenten over zijn detentie of asielprocedure ontvangen. Eiser heeft gedurende deze periode van negen maanden detentie geen toegang tot medische zorg gehad. Eiser heeft verklaard dat hij bang is omdat tijdens de zitting bij de rechtbank steeds over Malta wordt gesproken.
Verweerder heeft deze aanvullende verklaringen van eiser over zijn ervaringen in Malta niet betwist.
Vreemdelingendetentie en procedure om tegen vreemdelingendetentie op te komen
11. Zoals de rechtbank in de tussenuitspraak heeft aangegeven heeft de CPT in de bevindingen van 10 maart 2021 onder meer het navolgende opgenomen:

B. Concluding remarks

(…)

85. The CPT has repeatedly underlined at least since its 2004 visit to Malta the need to address the structural deficiencies in Malta’s immigration detention policy and has attempted to exercise its preventive function by recommending practical measures to ensure that all migrants in an irregular situation deprived of their liberty are held in decent humane conditions. The 2015 Reception Strategy represented a positive review of the way in which immigration detention should be approached.

(…)

90. Overall, there is an urgent need for Malta to reconsider its immigration detention policy, to one better steered by its duty of care to treat all persons deprived of their liberty with dignity. Equally, the length, and legal basis, of all three grounds governing the detention of migrants in Malta need review and reform, most notably the system of public health restriction of movement and detention.

91. The problem of migration into Malta is not new and will almost certainly continue given the push factors that exist in those countries from which the vast majority of migrants come. Therefore, Malta together with the support of the European Union and other member states must put in place an immigration detention system which abides by European values and norms. No persons held in immigration detention in Europe should ever be subjected to treatment or conditions which amount to inhuman and degrading treatment according to Article 3 of the European Convention on Human Rights.

(…)
The Maltese authorities must now take decisive steps to address the very serious issues outlined in this report and reform their immigration detention system accordingly.In doing so, they should seek the support of the European Union and the Council of Europe, as appropriate.
(…)
12. Uit dit rapport blijkt dat als het gaat om vreemdelingendetentie en de omstandigheden waaronder vreemdeling worden gedetineerd in Malta sprake is van structurele tekortkomingen gedurende een aanzienlijke periode. Zoals de rechtbank heeft overwogen in de tussenuitspraak betwisten de Maltese autoriteiten de bevindingen van de CPT niet. De rechtbank stelt voorts vast dat de verklaringen van eiser over zijn eigen ervaringen in Malta naadloos passen in het beeld dat naar voren komt uit het CPT-rapport.
13. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak gewezen op jurisprudentie van het EHRM ten aanzien van Malta en wijst er thans nogmaals op dat het EHRM zeer recent, te weten op 11 maart 2021, wederom ten aanzien van Malta een schending van artikel 3 EVRM in verband met de detentie-omstandigheden in vreemdelingendetentie en een schending van artikel 5, eerste lid, van het EVRM heeft vastgesteld (Feilazoo v. Malta, application no. 6865/10, ECLI:CE:ECHR:2021:0311JUD000686519).
Interim measure EHRM van 30 juni 2021
14. Op 30 juni 2021 heeft het EHRM een interim measure getroffen in de zaak 22615/21 v. the Netherlands. Het EHRM heeft in de brief, eveneens gedateerd op 30 juni 2021 en gericht aan de raadsman in die zaak onder meer het navolgende overwogen:
(…)
Decision on interim measure
On 30 June 2021, the Court (the duty judge) decided that, in the absence of confirmation from the Maltese authorities that once transferred the applicant would be treated in a manner that protects his Article 3 rights, it was in the interests of the parties and the proper conduct of the proceedings before it to indicate to the Government of the Netherlands, under Rule 39, that he should not be removed to Malta.
(…)
15. De rechtbank is ambtshalve bekend met de feiten en omstandigheden van de zaak waarin de interim measure is toegewezen (uitspraak van de rechtbank, deze zittingsplaats, van 8 juni 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:5915). De rechtbank stelt vast dat de relevante feiten en omstandigheden in de zaak waar de interim measure betrekking op heeft vergelijkbaar zijn met de relevante feiten en omstandigheden in de onderhavige procedure.
16. Malta heeft blijkens deze interim measure het EHRM geen garantie gegeven dat de rechtszoekende in die procedure na een Dublin-overdracht vanuit Nederland aan Malta gevrijwaard blijft van een artikel 3 EVRM-schending. Het EHRM ziet hierin aanleiding de overdracht bij wijze van interim measure te verbieden totdat het EHRM inhoudelijk op de klacht zal beslissen. Voor zover er nog twijfel bestond over de vraag of de informatie over de kwaliteit en beschikbaarheid van de opvang, de detentie-omstandigheden en de procedure om hiertegen op te komen óók de positie van Dublinterugkeerders regardeert neemt deze op 30 juni 2021 toegewezen interim measure die twijfel weg.
17. Uit de motivering van de interim measure leidt de rechtbank af dat het EHRM, zolang de Maltese autoriteiten geen -overtuigende- garantie geven dat Dublinclaimanten na overdracht niet in een situatie terecht zullen komen die in strijd is met artikel 3 EVRM, Dublinoverdrachten aan Malta zal verbieden totdat er een inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden.

Conclusie

18. De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats, heeft in de uitspraak van 17 december 2020, waar het ging om de vraag of ten aanzien van Kroatië kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel reeds overwogen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondeelbaar is (ECLI:NL:RBDHA:2020:12927). In die uitspraak is – voornamelijk – gelet op de meerjarige grootschalige pushback-praktijk geoordeeld dat ten aanzien van Kroatië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
19. Als het gaat om de beoordeling of thans ten aanzien van Malta kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, heeft niet alleen te gelden dat sprake is van grootschalige stelselmatige pushbacks die tot een flagrante schending van de grondrechten en incidenteel tot de dood hebben geleid van migranten die trachtten Malta en daarmee het grondgebied van de Unie in te reizen. Tevens is sprake van het structureel detineren van migranten omdat er onvoldoende opvangcapaciteit is. Uit de bijzonder ernstige conclusies in het rapport van het CPT en de reactie van de Maltese autoriteiten hierop blijkt dat de detentieomstandigheden schrijnend en erbarmelijk zijn. Het CPT heeft vastgesteld dat dit al jaren een structureel probleem is. Malta heeft deze feiten en conclusies niet betwist. Uit de in de tussenuitspraak genoemde jurisprudentie van het EHRM blijkt dat de omstandigheden van de detentiecentra en de procedure om op te komen tegen (vreemdelingen)detentie vaker dan incidenteel en reeds gedurende meerdere jaren schendingen van artikel 3 en artikel 5 EVRM opleveren. Ook eiser is gedurende geruime tijd bij wijze van opvang gedetineerd geweest enkel vanwege de (onrechtmatige) inreis in Malta en heeft daarbij geen toegang tot rechtsbijstand en toegang tot de rechter gehad. Bovendien is hij verstoken geweest van medische zorg en zijn de voedselvoorziening, het gebrek aan bewegingsmogelijkheden en de omvang van de ruimte waarin hij heeft moeten verblijven op geen enkele wijze verenigbaar met de grondrechten zoals gegarandeerd in het Handvest van de Grondrechten en het EVRM.
20. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt dat een Dublinclaimant kan en moet klagen in de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag in dit geval niet betekent dat verweerder eiser daarom toch aan Malta mag overdragen. Eiser is, zoals hiervoor overwogen, in de periode voorafgaand aan zijn inreis in Nederland negen maanden gedetineerd geweest zonder toegang tot de rechter te hebben gehad en dus verstoken geweest van een mogelijkheid om te kunnen klagen over zijn (onrechtmatige) detentie. Uit bovengenoemde overwegingen blijkt dat zonder meer reëel en voorzienbaar is dat eiser na een mogelijke overdracht in een situatie terecht zal komen die in strijd is met artikel 3 EVRM en artikel 5 EVRM. Ook blijkt dat Malta eenvoudigweg niet over voldoende adequate opvang beschikt en de procedure om op te komen tegen vreemdelingenbewaring niet is voorzien van gegarandeerde procedurele waarborgen zoals het hebben van toegang tot de rechter en toegang tot rechtsbijstand. Hieruit blijkt genoegzaam dat - voor zover eiser al in staat zou zijn om te klagen over tekortkomingen in de opvang of bewaringsprocedure – er niet van uitgegaan kan worden dat eiser toegang zal krijgen tot effectieve rechtsbescherming en toegang tot opvang die wel voldoet aan de eisen. Uit de toegewezen interim measure blijkt bovendien dat het EHRM op dit moment ook niet verwacht en vereist dat de verzoeker in die procedure in Malta klaagt over een mogelijke artikel 3 EVRM-schending waarvan Malta thans niet kan verzekeren dat die niet zal plaatsvinden na overdracht.
21. Gelet op de grootschalige stelselmatige pushbacks, de structurele tekortkomingen in de capaciteit en kwaliteit van de opvang, de structurele detentie van migranten bij wijze van opvang, de erbarmelijke omstandigheden waaronder migranten worden gedetineerd, de gebrekkige procedure om op te komen tegen vreemdelingendetentie waarbij toegang tot de rechter, toegang tot rechtsbijstand en toegang tot medische voorzieningen niet zijn gewaarborgd en de hulpvraag van Malta aan EASO, waaruit blijkt dat Malta erkent en onderkent dat ze reeds gedurende drie opvolgende jaren niet (kunnen) voldoen aan de Unierechtelijke eisen als het gaat om de asielprocedure, is naar het oordeel van de rechtbank helder dat op dit moment ten aanzien van Malta niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
22. Dat de bovenstaande vaststelling door de rechtbank mede betrekking heeft op Dublinclaimanten blijkt (óók) uit de toegewezen interim measure van 30 juni 2021. Het EHRM verbiedt de overdracht van een Dublinclaimant aan Malta omdat Malta geen garantie geeft dat de Dublinclaimant na overdracht niet in een situatie terecht zal komen die in strijd is met artikel 3 EVRM. De rechtbank zal in de onderhavige zaak ook de Dublin-overdracht verbieden omdat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en er geen garantie bestaat dat eiser na overdracht gevrijwaard zal blijven van schendingen van artikel 3 EVRM/artikel 4 Handvest en artikel 5 EVRM/artikel 6 Handvest en hij ook geen effectief rechtsmiddel zal hebben om naleving van zijn grondrechten af te dwingen.
23. Gelet op de hierboven beschreven feiten en omstandigheden zal de rechtbank overdrachten op grond van de Dublinverordening blijven verbieden totdat verweerder aannemelijk maakt dat de situatie in Malta wezenlijk is verbeterd en/of totdat EASO aangeeft dat samenwerkingsovereenkomsten met Malta niet langer nodig zijn omdat Malta niet langer hulp nodig heeft bij het voldoen aan de minimumeisen die het GEAS stelt aan de kwaliteit en beschikbaarheid van de opvang en de asielprocedure en/of totdat het EHRM oordeelt dat ten aanzien van Malta van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan bij de beoordeling van een mogelijke Dublinoverdracht.
24. De rechtbank ziet gelet op bovenstaande conclusies geen aanleiding om, zoals gesuggereerd door eiser, nadere vragen aan de opstellers van het meest actuele AIDA-rapport dat informatie bevat tot en met 31 december 2020, te stellen. Evenmin ziet de rechtbank, gelet op de bevindingen van het CPT, de recente veroordeling van Malta door het EHRM, de op verzoek van Malta tot stand gekomen samenwerkingsovereenkomsten tussen Malta en EASO en de door het EHRM op 30 juni 2021 toegewezen interim measure, aanleiding om nader in te gaan op de standpunten van partijen die gebaseerd zijn op de informatie uit het AIDA-rapport dat betrekking heeft op 2020.

Zelf voorzien

25. Met het oog op de finaliteit van de geschillenbeslechting overweegt de rechtbank het volgende.
26. De rechtbank zal de behandeling van het beroep in de onderhavige procedure, gelet op het te verwachten tijdsverloop, niet aanhouden totdat het EHRM uitspraak doet in de zaak waarin deze interim measure is toegewezen. Eiser is in staat, indien verweerder niet zou berusten in deze uitspraak én de Afdeling deze uitspraak zou vernietigen, een klacht in te dienen bij het EHRM en om een interim measure te verzoeken om zodoende zelf te bewerkstelligen dat zijn overdracht wordt verboden totdat het EHRM een inhoudelijke beslissing zal nemen of ten aanzien van Malta van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
27. De rechtbank heeft verweerder ter zitting de vraag voorgehouden of hij bereid is zich nader te vergewissen van de actuele feiten en omstandigheden door zich tot de Maltese autoriteiten te wenden indien de rechtbank hem daartoe een opdracht geeft. Verweerder heeft aangegeven daartoe niet bereid te zijn omdat hij uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder heeft, desgevraagd, aangegeven evenmin bereid te zijn om voor eiser individuele garanties te vragen en verkrijgen dat eiser zal worden opgevangen in een locatie die in overeenstemming is met het Unierecht en dat hij gevrijwaard zal blijven van onrechtmatige vreemdelingendetentie. Verweerder heeft zich ook nadat de rechtbank ter zitting stukken heeft voorgehouden, na de tussenuitspraak en ondanks de nadere door eiser overgelegde stukken op het standpunt gesteld onverkort uit te (mogen) gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
28. De rechtbank stelt vast dat in dit geval eiser in Nederland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend en dat daarmee Nederland de lidstaat is die is belast met het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van dit asielverzoek. Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening wordt de lidstaat, die met het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat is belast, de verantwoordelijke lidstaat indien overdracht niet kan geschieden aan een op grond van de criteria van Hoofdstuk III aangewezen lidstaat of aan de eerste lidstaat waar het verzoek werd ingediend. Overdracht aan de volgens Hoofdstuk III verantwoordelijke lidstaat kan niet geschieden indien – kort gezegd – ten aanzien van die lidstaat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek volgt in dat geval dus reeds uit de systematiek van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening. Anders dan bij de beoordeling of verweerder al dan niet gebruik dient te maken van de bevoegdheid die hij op grond van artikel 17 van de Dublinverordening heeft en waar de rechtbank “slechts” marginaal kan toetsen, stelt de rechtbank in de onderhavige procedure vast dat verweerder niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan en Nederland dus daardoor de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
29. De rechtbank zal gelet op de proceshouding van verweerder zelf voorzien in de zaak. Het is immers duidelijk dat indien de rechtbank volstaat met het gegrond verklaren van het beroep en verweerder opdraagt opnieuw te beslissen met inachtneming van deze uitspraak hij hieraan geen gevolg zal geven. De rechtbank zal daarom bepalen dat verweerder eiser dient toe te laten tot de nationale asielprocedure. Ter vermijding van ieder misverstand zal de rechtbank verweerder hiertoe ook een uitdrukkelijke opdracht geven.
30. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. Verweerder is dientengevolge gehouden eisers verzoek om internationale bescherming in de nationale asielprocedure te beoordelen.
31. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.870,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en een half punt totaal voor de nadere reacties, met een waarde per punt van € 748,00 en een wegingsfactor 1). Omdat eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit en Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming;
  • draagt verweerder op eisers verzoek om internationale bescherming binnen een week na de dag van verzending van deze uitspraak in behandeling te nemen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.870,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, voorzitter, en mr. C.T.C. Wijsman en
mr. G.J.W.M. Kipping, leden, in aanwezigheid van mr. B.J. Groothedde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 6 juli 2021
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak van 19 april 2021 kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.