ECLI:NL:RBDHA:2021:4634
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag op grond van volksgezondheid en corona-pandemie
In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Marokko, op 11 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf in Nederland om vakantie te houden en familie te bezoeken. De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvraag op 21 februari 2020 afgewezen, omdat eiser niet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een visum voldeed. De afwijzing werd op 24 februari 2020 aan eiser bekendgemaakt. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar de minister verklaarde dit bezwaar kennelijk ongegrond zonder eiser te horen, met als nieuwe afwijzingsgrond dat eiser een 'bedreiging voor de volksgezondheid' vormde in het kader van de COVID-19-pandemie.
Eiser heeft beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij hij aanvoert dat hij voldoende bewijs heeft geleverd van zijn binding met Marokko en dat de nieuwe afwijzingsgrond in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank heeft de zaak op 17 maart 2021 behandeld, waarbij eiser niet zelf aanwezig was, maar wel zijn gemachtigde en een familielid. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de minister de visumaanvraag terecht heeft afgewezen.
De rechtbank oordeelt dat de minister de visumaanvraag op basis van de volksgezondheid mocht afwijzen, gezien de geldende maatregelen rondom de COVID-19-pandemie. De rechtbank stelt vast dat de minister een ruime beoordelingsmarge heeft en dat de afwijzing op grond van volksgezondheid een zelfstandige dwingende weigeringsgrond is. Eiser heeft niet betwist dat het coronavirus een epidemische ziekte is en dat de volksgezondheid op dat moment in gevaar was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op proceskostenvergoeding.