ECLI:NL:RBDHA:2021:4634

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
AWB20/5096
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag op grond van volksgezondheid en corona-pandemie

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Marokko, op 11 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf in Nederland om vakantie te houden en familie te bezoeken. De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvraag op 21 februari 2020 afgewezen, omdat eiser niet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een visum voldeed. De afwijzing werd op 24 februari 2020 aan eiser bekendgemaakt. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar de minister verklaarde dit bezwaar kennelijk ongegrond zonder eiser te horen, met als nieuwe afwijzingsgrond dat eiser een 'bedreiging voor de volksgezondheid' vormde in het kader van de COVID-19-pandemie.

Eiser heeft beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij hij aanvoert dat hij voldoende bewijs heeft geleverd van zijn binding met Marokko en dat de nieuwe afwijzingsgrond in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank heeft de zaak op 17 maart 2021 behandeld, waarbij eiser niet zelf aanwezig was, maar wel zijn gemachtigde en een familielid. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de minister de visumaanvraag terecht heeft afgewezen.

De rechtbank oordeelt dat de minister de visumaanvraag op basis van de volksgezondheid mocht afwijzen, gezien de geldende maatregelen rondom de COVID-19-pandemie. De rechtbank stelt vast dat de minister een ruime beoordelingsmarge heeft en dat de afwijzing op grond van volksgezondheid een zelfstandige dwingende weigeringsgrond is. Eiser heeft niet betwist dat het coronavirus een epidemische ziekte is en dat de volksgezondheid op dat moment in gevaar was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/5096

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] (eiser)

v-nummer: [#]
(gemachtigde mr. F. Sarrari),
en

de minister van Buitenlandse Zaken (hierna: de minister)

(gemachtigde mr. H.J. Metselaar).

Waar gaat deze zaak over?

1. Eiser woont in Marokko en heeft op 11 februari 2020 een aanvraag gedaan voor een visum voor kort verblijf in Nederland. Eiser wil hier vakantie houden en familie, [naam 2], bezoeken.
2. De minister heeft de aanvraag afgewezen op 21 februari 2020, omdat niet aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van een visum is voldaan. Dit is bekendgemaakt aan eiser op 24 februari 2020. Volgens de minister heeft eiser het doel en de omstandigheden van zijn voorgenomen verblijf in Nederland onvoldoende aangetoond. Ook heeft eiser volgens de minister niet aangetoond voldoende middelen van bestaan te hebben. Daarnaast kan volgens de minister niet worden vastgesteld dat eiser Nederland echt weer zal verlaten voordat de geldigheid van het visum is verlopen. Volgens de minister heeft eiser onvoldoende aangetoond dat hij een zodanige sterke sociale en economische binding heeft met Marokko, dat hij op tijd zal terugkeren. [1]
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing, maar dit bezwaar is door de minister in het bestreden besluit [2] kennelijk ongegrond verklaard, zonder eiser vooraf te horen. Dit heeft de minister gedaan omdat volgens hem nog steeds niet aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van een visum is voldaan. Volgens de minister heeft eiser het doel en de omstandigheden van zijn voorgenomen verblijf in Nederland onvoldoende aangetoond en kan er nog steeds niet worden vastgesteld dat eiser op tijd zal terugkeren. Ook is eiser volgens de minister een ‘bedreiging voor de volksgezondheid’. [3] Dit is een nieuwe afwijzingsgrond. Om verdere uitbreiding van de wereldwijde COVID-19-pandemie (hierna: corona-pandemie) te voorkomen en de volksgezondheid te beschermen zijn de grenzen gesloten voor de meeste burgers van buiten de Europese Unie.
4. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank. De minister heeft gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechter heeft de zaak op 17 maart 2021 op de zitting met partijen besproken. Eiser verblijft zelf nog in Marokko en was dus niet aanwezig. Wel waren zijn gemachtigde en [naam 2] aanwezig. Namens de minister was mr. Metselaar aanwezig.

Waarover moet de rechtbank beslissen?

6. De rechtbank moet beoordelen of de minister de visumaanvraag terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de ‘beroepsgronden’.
7. Eiser is van mening dat relatie tussen hem en [naam 2] wel is aangetoond door middel van de volgende bewijsstukken: een ‘attestation de lien de parente’, een huwelijksakte van eiser en zijn vrouw en het Nederlands legitimatiebewijs van [naam 2]. Eiser heeft een gezin met jonge kinderen, een stuk land [4] , een baan, een sociaal netwerk en een retourticket, dit bewijst volgens eiser dat hij op tijd zal terugkeren naar Marokko. Eiser heeft verschillende bewijsstukken overgelegd. [5]
8. Eiser is verder van mening dat de nieuwe afwijzingsgrond ‘een bedreiging voor de volksgezondheid’ in het bestreden besluit in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur en het recht op een eerlijk proces. De reden hiervoor is dat de minister dit pas in het bestreden besluit naar voren brengt. Eiser was dus niet eerder op de hoogte van deze afwijzingsgrond. Eiser merkt daarnaast op dat het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken Marokko niet als onveilig land heeft bestempeld, er is dus geen gevaar voor de volksgezondheid. Het coronavirus is een buitengewone omstandigheid en komt volgens eiser niet voor rekening en risico van hem. Daarnaast is eiser van mening dat het inreisverbod niet voor hem gold, omdat dit is ingegaan op 19 maart 2020 en hij een visum had aangevraagd voor de periode van 2 maart 2020 tot 19 maart 2020. De minister heeft volgens eiser ook in strijd gehandeld met het gelijkheidsbeginsel. In een uitspraak van de rechtbank Zwolle heeft de minister namelijk besloten om de behandeling van de zaak uit te stellen totdat de maatregelen vanwege de corona-pandemie zijn beëindigd. [6] Het opnieuw aanvragen van een visum zou ook nog extra geld kosten. Tot slot is eiser van mening dat de minister hem had moeten horen voordat hij het bestreden besluit nam.
9. De minister heeft in zijn verweerschrift opgemerkt dat hij in het besluit een nieuwe afwijzingsgrond heeft mogen hanteren. De minister verwijst naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. [7] In die uitspraak is overwogen dat de minister geen individuele beoordeling hoefde te maken en de visumaanvraag mocht afwijzen zonder te beoordelen of de vreemdeling als individu een specifiek gevaar vormde voor de volksgezondheid, gezien het coronavirus. Verder overweegt de rechtbank in die uitspraak dat uit de omstandigheid dat de minister ervoor had kunnen kiezen om te wachten met een beslissing of andere voorwaarden te stellen, niet volgt dat het besluit onrechtmatig is. [8] De minister heeft ook twee uitspraken overgelegd van de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht [9] , waarin is geoordeeld dat de minister het gevraagde visum kan weigeren wegens een ‘gevaar voor de volksgezondheid’.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

10. Een visum kan worden geweigerd als de aanvrager wordt gezien als een bedreiging voor de volksgezondheid. [10] Onder ‘gevaar voor de volksgezondheid’ wordt elke potentieel epidemische ziekte [11] verstaan zoals beschreven in de Internationale Gezondheidsregeling van de Wereldgezondheidsorganisatie. Hieronder worden ook andere infectieziekten of besmettelijke parasitaire ziekten verstaan, voor zover het gastland beschermende regelingen treft tegenover de eigen burgers. [12]
11. Op basis van het bezwaar vindt een volledige heroverweging plaats. [13] Dit betekent dat de beslissing na een heroverweging niet is gebonden aan argumenten of omstandigheden die in het bezwaarschrift zijn aangevoerd. Ook mag de minister in het bestreden besluit een niet eerder gebruikte weigeringsgrond hanteren. [14] De rechtbank is daarom van oordeel dat het hanteren van een nieuwe afwijzingsgrond in het bestreden besluit niet in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur en het recht op een eerlijk proces.
12. De Nederlandse overheid heeft op 19 maart 2020 de grenzen gesloten voor burgers van buiten de Europese Unie, om de volksgezondheid te beschermen en om verdere uitbreiding van de corona-pandemie te voorkomen. Dit betekent dat burgers van buiten de Europese Unie Nederland niet binnenkomen, behalve voor mensen voor wie een uitzondering is gemaakt.
13. De rechtbank stelt vast dat nationale autoriteiten een ruime beoordelingsmarge hebben om vast te stellen of iemand wel of niet in aanmerking komt voor een visum. [15]
14. Eiser heeft niet bestreden dat het coronavirus kan worden aangemerkt als een epidemische ziekte. Eiser heeft ook niet betwist dat tijdens het nemen van het bestreden besluit het risico voor de volksgezondheid vanwege de corona-pandemie nog steeds aanwezig was. Daarnaast betwist eiser niet dat Nederland maatregelen heeft getroffen tegenover de eigen burgers.
Eiser heeft een visum aangevraagd om hier vakantie te houden en familie te bezoeken. De minister heeft in het bestreden besluit uitgelegd dat eiser daarom niet valt onder één van de uitzonderingen. Eiser is namelijk geen reiziger met een essentiële functie of een reiziger aan wiens aanwezigheid een wezenlijk belang wordt gehecht. Eiser heeft dit ook niet bestreden. Vanwege de aard van het coronavirus, het besmettingsgevaar en de op dat moment geldende maatregelen en de snelle verspreiding van het virus, heeft de minister eiser als bedreiging voor de volksgezondheid kunnen aanmerken. De minister heeft in het besluit niet specifiek overwogen dat eiser uit Marokko komt, maar hij heeft wel uitgelegd dat alle burgers van buiten de Europese Unie op het moment van het nemen van het bestreden besluit een bedreiging vormden voor de volksgezondheid. Dit is naar het oordeel van de rechtbank voldoende.
15. Het betoog van eiser dat het inreisverbod voor hem niet gold omdat hij een visum had aangevraagd voor de periode van 2 maart 2020 tot 19 maart 2020, wordt niet gevolgd. De beoordeling van de minister vindt plaats op basis van feiten en omstandigheden zoals aanwezig op het moment van het maken van de beslissing op bezwaar, in dit geval op 28 mei 2020. [16] Op dat moment gold het inreisverbod voor de meeste burgers van buiten de Europese Unie.
16. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel kan ook niet slagen. Er is geen rechtsregel die zegt dat de minister zaken als deze moet aanhouden totdat de coronamaatregelen zijn opgeheven. De minister mag er dus voor kiezen om een besluit te nemen. Dat de minister er ook voor had kunnen kiezen om de beslissing uit te stellen, betekent niet dat het besluit onrechtmatig is. Dat eiser bij het opnieuw aanvragen van een visum extra kosten moet maken betekent ook niet dat het besluit onrechtmatig is.
17. De minister heeft ervan af kunnen zien om eiser te horen, omdat het meteen duidelijk was dat de bezwaren van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag niet tot een ander besluit konden leiden. [17] In dit geval had het horen van eiser niet tot een ander besluit geleid. Eiser vormde namelijk op dat moment een ‘bedreiging voor de volksgezondheid’. De minister beschikte over alle relevante feiten om die weigeringsgrond toe te passen. In beroep is ook niet gebleken van omstandigheden die eiser in bezwaar naar voren had kunnen brengen die tot een andere beslissing zouden hebben geleid.
18. Een afwijzing op grond van de volksgezondheid is een zelfstandige dwingende weigeringsgrond. Dat betekent dat de minister gebruik moest maken van deze weigeringsgrond. Alleen om die reden slaagt het beroep al niet. De andere beroepsgronden hoeven daarom niet besproken te worden.
19. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom ook geen vergoeding voor zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 29 maart 2021.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep. [18]

Voetnoten

1.Dit zijn de afwijzingsgronden van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel ii en iii en onderdeel b van de Visumcode (Verordening (EG) nr. 810/2009).
2.Het besluit van 28 mei 2020 waartegen eiser beroep heeft ingesteld bij de rechtbank.
3.Deze afwijzingsgrond staat in artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel vi van de Visumcode.
4.In beroep heeft eiser een koopovereenkomst van 6 december 2012 overgelegd van een kavel van 100m2 in zijn woonplaats.
5.Een reservering van een retour ticket van Royal Air Maroc AT850, bankafschriften van Banque Populaire, bewijs van een dienstverband (bankafschriften en een attestation de déclaration des salaires van het CNSS, de werkgeversverklaring van [naam bedrijf] en een ingevulde vragenlijst. In beroep heeft eiser ook nog een bankafschrift van Banque populaire overgelegd.
6.Uitspraak van de rechtbank Zwolle van 23 december 2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:4486. Uitspraken zijn te vinden op:
7.Uitspraak van de rechtbank Arnhem van 29 juli 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:7147.
8.Dit staat volgens de minister ook in eerder rechterlijke uitspraken: een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 13 juli 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:6676 en in de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 18 november 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:1174 en ECLI:NL:RBDHA:2020:1175.
9.Zaaknummer: AWB 20/3105 en AWB 20/2909.
10.Dit staat in 32, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel vi, van de Visumcode.
11.Een potentieel epidemische ziekte is een mogelijk snel verspreidende (besmettelijke) ziekte.
12.Dit staat in artikel 2, lid 21, van de Schengengrenscode.
13.Zie artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht.
14.Dit staat in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2483.
15.Dit staat in de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 december 2013, ECLI:EU:C:2013:862.
16.Dit heet de ex-nunc toetsing.
17.Zie artikel 7:3, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.
18.Dit staat in artikel 84, onder b, van de Vreemdelingenwet.