Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser,
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 525,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een visumaanvraag door de minister van Buitenlandse Zaken. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, had op 19 december 2019 een aanvraag ingediend voor een kort verblijf visum om zijn neef te bezoeken. De aanvraag werd op 7 januari 2020 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 21 april 2020 ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de visumaanvraag was gebaseerd op de bescherming van de volksgezondheid in het kader van de COVID-19 pandemie, waarbij de Nederlandse overheid de grenzen voor burgers van buiten de EU had gesloten. Eiser voerde aan dat hij niet was gehoord over de nieuwe afwijzingsgrond die verweerder had aangevoerd in het bestreden besluit. De rechtbank oordeelde dat eiser niet in de gelegenheid was gesteld om zijn standpunt over deze nieuwe grond te verwoorden, wat in strijd was met de zorgvuldigheidseisen van de Awb. Desondanks concludeerde de rechtbank dat de afwijzing van de visumaanvraag in stand kon blijven, omdat niet was gebleken dat de positie van eiser door het bestreden besluit was verslechterd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar veroordeelde de verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 525,-. De uitspraak werd gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, en is openbaar uitgesproken, hoewel niet in een openbare zitting vanwege coronamaatregelen.