ECLI:NL:RBDHA:2021:4359
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van sterke banden met Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Eritrese eiser. De eiser had op 20 februari 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 maart 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser internationale bescherming geniet in Duitsland, waar hij een geldige verblijfsvergunning heeft van 28 februari 2019 tot 27 februari 2022. De rechtbank concludeert dat de banden van de eiser met Duitsland zodanig sterk zijn dat het redelijk is om van hem te verlangen naar Duitsland te gaan, ondanks zijn gezinsleven in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een familieband heeft met zijn vriendin en kind in Nederland, en dat zij elkaar ook in Duitsland kunnen opzoeken. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 april 2021, en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.