ECLI:NL:RBDHA:2020:6070
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel in verband met verblijfsstatus in Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van het feit dat eiser in Italië een verblijfsstatus had. Eiser, die de Eritrese nationaliteit bezit, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Tijdens de procedure heeft verweerder een verweerschrift ingediend, waarop eiser heeft gereageerd. De rechtbank heeft besloten om geen zitting te houden, omdat eiser niet heeft aangegeven dat hij dat wenst. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten conform artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiser heeft aangevoerd dat hij niet naar Italië kan reizen vanwege de coronamaatregelen en dat zijn verblijfsvergunning daar inmiddels is verlopen. Hij stelt dat hij een risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) als hij naar Italië moet terugkeren. De rechtbank oordeelt echter dat het aan eiser is om zijn verblijfsvergunning in Italië te verlengen en dat er geen bewijs is dat de Italiaanse autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat eiser zich naar Italië moet begeven, en dat de beroepsgrond van eiser faalt.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over zijn gezinsleven in Nederland beoordeeld, maar oordeelt dat de sterke band met Italië prevaleert, gezien zijn status als statushouder daar. Eiser kan een reguliere asielaanvraag indienen in Nederland, maar zijn beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, en is bekendgemaakt zonder openbare zitting vanwege coronamaatregelen.