6.2.1Ter onderbouwing van de afhankelijkheidssituatie tussen [stiefzoon] en eiser, heeft eiser de volgende stukken overgelegd:
Bij de aanvraag:
- foto’s van eiser samen met zijn vrouw en/of [stiefzoon] ;
- geboorteakte en identiteitskaart van [stiefzoon] ;
- een verklaring van [stiefzoon] biologische vader van 26 september 2019 waarmee hij ermee instemt [stiefzoon] moeder alleen te belasten met het ouderlijk gezag;
- twee huisartsverklaringen van [huisarts] van 23 september 2019 die zien op de psychische gesteldheid van [stiefzoon] moeder.
In bezwaar:
- het aanmeldingsformulier van 26 april 2015 van [stiefzoon] moeder voor de vrouwenopvang;
- de echtscheidingsbeschikking van [stiefzoon] biologische ouders van de rechtbank Rotterdam van 20 oktober 2015;
- de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 16 oktober 2019 waarin is bepaald dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en [stiefzoon] moeder alleen het gezag over [stiefzoon] toekomt;
- een brief van logopediste [logopediste] van 19 december 2019;
- een brief van [stiefzoon] leerkracht [leerkracht] van 23 december 2019;
- een brief van mevrouw [naam 2] , vrijwilliger bij Humanitas Home Start, van 23 december 2019;
- een brief van huisarts [huisarts] van 31 december 2019;
- meer foto’s van [stiefzoon] en eiser.
- een brief van Jeugdarts [jeugdarts] van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland van 13 april
2018;
- een brief van logopedist [logopedist] van het VUMC van 26 juni 2019;
- een brief van de [naam 3] van 30 juni 2020 waarin besloten is dat [stiefzoon] in aanmerking komt voor speciaal onderwijs;
- behandelplan van 28 april 2020 van de moeder van [stiefzoon] van het hersencentrum, waaruit volgt dat de moeder PTSS en een depressieve stoornis heeft.
- een brief van [verloskundige] , verloskundige, van 7 juli 2020, waarin zij het belang van de aanwezigheid van eiser voor mevrouw [partner] en [stiefzoon] onderstreept.
6.2.2Uit de brief van [stiefzoon] leerkracht [leerkracht] van 23 december 2019 blijkt, onder meer,
het volgende:
“We zagen echter vanuit school op een gegeven moment duidelijk verandering in zijn gedrag. [stiefzoon] werd opeens vrolijk, speelde met andere leerlingen, rende, klauterde buiten en werd een gewoon normaal vrolijk kind. Dit is tot op heden het geval.
Deze verandering viel ons op nadat dhr. [eiser] (stiefvader) bij ons op school in beeld kwam doordat hij [stiefzoon] naar school bracht en ophaalde. Vanuit school waren wij in de veronderstelling dat het zijn biologische vader was.
Dit doordat dhr. [eiser] duidelijk ontzettend goed contact met [stiefzoon] heeft vanuit onze observatie. [stiefzoon] voelt zich enorm veilig, blij in de klas als papa hem brengt. Papa [eiser] is altijd aanwezig bij de spelinloop. Hij speelt met hem spelletjes en maakt met hem ontwikkelingsmaterialen. Ik zie duidelijk de blijheid, de relatie en veiligheid die [stiefzoon] bij zijn vader (stiefvader) voelt. [stiefzoon] roept hem papa en laat hem niet los/weggaan bij het opruimlied.
Vanuit school zien wij duidelijk dat vader [eiser] een essentiële rol heeft in de sociale ontwikkeling van [stiefzoon] . Dit is goed te horen in de positieve verhalen van [stiefzoon] over zijn stiefvader. Hij is blij en trots op zijn vader. Hij straalt altijd als hij over hem praat. Dit alles komt natuurlijk ten goede van het leerproces van [stiefzoon] ”.
Uit de brief van Humanitas van 23 december 2019 blijkt het volgende:
“Sinds dhr. [eiser] in dit gezinnetje is, zie ik heel duidelijk een verandering. [stiefzoon] is zeer vertrouwd met hem (pappa [eiser] !) maar vooral belangrijk is ook dat hij veel taken in huis van mw. [partner] overneemt. Zij heeft last van ernstige allergieën, slaapproblemen en is daarvoor ook onder behandeling van een psycholoog”.
De logopedist verklaart in haar brief van 19 december 2019 het volgende:
“ [eiser] komt regelmatig met hem mee. Hij maakt duidelijk goed contact met [stiefzoon] en hierdoor verloopt het communiceren met [stiefzoon] ook beter. De laatste tijd is er veel vooruitgang in de communicatie en taalontwikkeling van [stiefzoon] dit komt mede doordat de thuissituatie is verbeterd. [stiefzoon] is sinds de komst van [eiser] steeds heel vrolijk. Het is voor de stabilisatie en vooruitgang van de taalontwikkeling belangrijk dat er een stabiele thuissituatie is. Moeder is de laatste tijd ook positiever en vrolijker, ze geeft aan dat [eiser] haar helpt in het huishouden en dat hij goed voor hen zorgt. Hierdoor kunnen ze samen voor [stiefzoon] zorgen”.
6.2.3Met eiser is de rechtbank van oordeel dat verweerder, gezien de inhoud van de hiervoor aangehaalde in bezwaar overgelegde stukken, de lichamelijke en emotionele ontwikkeling van [stiefzoon] , de mate van de affectieve relatie met eiser, en het risico dat voor het evenwicht van [stiefzoon] zou ontstaan indien hij van eiser zal worden gescheiden, onvoldoende heeft betrokken in de besluitvorming. Uit de overgelegde stukken, die afkomstig zijn van objectieve bronnen, blijkt dat eiser van grote betekenis is bij de opvoeding van [stiefzoon] , dat [stiefzoon] sinds de komst van eiser een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat [stiefzoon] eiser als vader beschouwt. In het licht van alle stukken, in samenhang bezien met het feit dat [stiefzoon] in de vrouwenopvang is geboren waar zijn moeder naar toe is gevlucht na huiselijk geweld, zijn biologische vader uit beeld is en niets met hem te maken wil hebben en zijn moeder psychische problemen heeft, heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd dat er – in ieder geval vanaf het begin van samenwoning op 1 juli 2019 – geen sprake was van een zodanige afhankelijkheidsverhouding tussen eiser en [stiefzoon] dat aan eiser verblijfsrecht op grond van artikel 20 VWEU toekomt.
Daar komt bij dat verweerders tegenwerping dat [stiefzoon] moeder de zorg alleen zou kunnen dragen en dat [stiefzoon] om die reden niet gedwongen zou zijn het Europees grondgebied te verlaten, niet strookt met de aangehaalde overwegingen van het Hof. Ook de tegenwerping dat eiser niet het juridische gezag over [stiefzoon] heeft strookt niet met de wijze van beoordeling zoals door het Hof voorgeschreven. Los van het feit dat het gezag op zichzelf volgens het Hof niet doorslaggevend is, is onbetwist gesteld dat het voor eiser nog niet mogelijk is om het juridisch gezag te verkrijgen, in verband met de termijn van drie jaar, gerekend vanaf het moment dat [stiefzoon] moeder alleen belast werd met het gezag over [stiefzoon] . Gelet op artikel 1:253t, tweede lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, was het voor eiser op het moment van de aanvraag onmogelijk om het gezag over [stiefzoon] te krijgen, omdat er nog geen drie jaren waren verstreken vanaf 16 oktober 2019.
6.2.4Het bestreden besluit is niet deugdelijk gemotiveerd. Dat betekent eveneens dat geen sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar. Verweerder heeft zodoende ook de hoorplicht geschonden.
Conclusie
7. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat het in strijd is met de artikelen 7:2 en 7:12 van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien omdat verweerder eiser alsnog moet horen, waarbij ook de situatie vóór 1 juli 2019 aan de orde kan komen om vast te stellen of eisers afgeleide verblijfsrecht zich al voordeed voordat hij bij [stiefzoon] en zijn moeder kwam wonen. De rechtbank draagt verweerder op binnen tien weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
8. Los van het feit dat er geen aanleiding meer is voor het treffen van een voorlopige voorziening nu op het beroep is beslist, vloeit dat ook voort uit het feit dat eiser inmiddels rechtmatig in Nederland verblijft. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
Proceskosten
9. De rechtbank/voorzieningenrechter bepaalt dat verweerder het door eiser/verzoeker voor het beroep en de voorlopige voorziening betaalde griffierecht moet vergoeden en veroordeelt verweerder in de door eiser/verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank/voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.602,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 534,- en een wegingsfactor 1).