ECLI:NL:RBDHA:2021:3891
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht naar Italië onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.S. Janssen-Polet, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de overdracht naar Italië zou worden opgeschort totdat op het beroep was beslist.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat Italië zich aan internationale verplichtingen houdt. Eiseres voerde aan dat de situatie voor asielzoekers in Italië zo slecht is dat overdracht in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat de situatie in Italië zodanig was dat zij bij overdracht een reëel risico liep op een onmenselijke behandeling.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om de asielaanvraag van eiseres op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. Het beroep van eiseres werd kennelijk ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. D. Biever, in aanwezigheid van griffier mr. I.N. Powell, en werd openbaar gemaakt op 6 mei 2021.