ECLI:NL:RBDHA:2021:3787
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Uitspraak op verzet inzake asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Italië
Op 15 april 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerder besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 16 december 2020 besloten om de asielaanvraag van de opposant niet in behandeling te nemen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank had eerder, op 21 januari 2021, het beroep van de opposant ongegrond verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zonder zitting. De opposant heeft verzet aangetekend en verzocht om gehoord te worden.
Tijdens de zitting op 1 april 2021 is de opposant verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat de eerdere uitspraak zonder zitting rechtmatig was, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de staatssecretaris niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan, ondanks de moeilijke situatie voor Dublinclaimanten in Italië. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de medische situatie van de opposant niet voldoende was om van dit beginsel af te wijken.
In de verzetzaak heeft de rechtbank enkel beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was. De opposant voerde aan dat hij niet was geïnformeerd over de mogelijkheid van een uitspraak zonder zitting en dat hij als kwetsbaar persoon had moeten worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de opposant niet voldoende concrete aankondigingen had gedaan voor het indienen van nadere stukken en dat de eerdere uitspraak op alle beroepsgronden was ingegaan. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.