ECLI:NL:RBDHA:2021:3597

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
NL21.2509 en NL21.2511
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Iraanse echtpaar op grond van ongeloofwaardigheid van verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2021 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van een Iraans echtpaar, eiser en eiseres, die hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden ingediend. De aanvragen zijn afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvragen als kennelijk ongegrond heeft beoordeeld. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser en eiseres als ongeloofwaardig aangemerkt, waarbij zij heeft gewezen op tegenstrijdigheden en bevreemdende elementen in hun relaas. Eiser heeft verklaard dat hij vanwege zijn afvalligheid van de islam in Iran werd bedreigd, terwijl eiseres haar asielaanvraag baseerde op haar bekering tot het christendom en de problemen met haar schoonfamilie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de problemen van eiser niet geloofwaardig zijn en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich daadwerkelijk heeft bekeerd tot het christendom. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.2509 en NL21.2511

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiseres], eiseres en [naam eiser], eiser

V-nummer: [nummer 1] en [nummer 2]
hierna samen: eisers
(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

Procesverloop

Bij besluiten van 12 februari 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder aan eisers een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaren.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaken NL21.2510 en NL21.2512, plaatsgevonden op 25 maart 2021. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als getuige is gehoord [naam 2].

Overwegingen

1.1.
Eisers hebben de Iraanse nationaliteit. Eiser is geboren op [geboortedatum eiser] en eiseres op [geboortedatum eiseres]. Op 15 september 2018 hebben zij asielaanvragen ingediend. Hieraan hebben eisers -samengevat weergegeven- de problemen die eiser in Iran heeft in verband met zijn toegedichte afvalligheid ten grondslag gelegd. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ook haar bekering tot het christelijk geloof en de problemen die zij heeft met haar schoonfamilie in Iran ten grondslag gelegd.
1.2.
Verweerder acht de nationaliteit, identiteit en herkomst van eisers geloofwaardig. De overige relevante elementen zijn niet geloofwaardig bevonden. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw.
Herhaling zienswijze
2. De rechtbank constateert dat de beroepsgronden veelal woordelijke herhalingen zijn van de zienswijzen, zoals ter zitting ook is opgemerkt door verweerder en is erkend door gemachtigden van eisers. Waar door eisers niet is aangegeven op welke punten de motivering in het bestreden besluit ontoereikend is, blijven deze punten buiten bespreking en wordt ten opzichte van die punten van de juistheid van de beoordeling in het bestreden besluit uitgegaan. De rechtbank beoordeelt hierna enkel de opmerkingen die aan de beroepschriften zijn toegevoegd.
Eiser
Relaas eiser
3.1.
Eiser is op 7 augustus 2018 uit Iran vertrokken en heeft zich op 12 augustus 2018 aangemeld. Hij is ex-kankerpatient. Ongeveer zes jaar voor zijn aankomst in Nederland is hij geopereerd en zijn zijn blaas en prostaat verwijderd. Na de operatie moest hij verder met een stoma. Vanwege die stoma behandelde zijn naaste omgeving hem geregeld als onrein, wat hem begon te ergeren. Ongeveer 2/3 jaar voor zijn vertrek overleed zijn schoonmoeder. Tijdens de rouwplechtigheid begon een familielid van zijn vrouw, genaamd [naam 3] over zijn stoma en of eiser met een geestelijke had overlegd of hij rein genoeg was om aan de rouwriten (nammaz) deel te nemen. Eiser kon zich niet beheersen en zei toen niet te geloven in een geestelijk leider, niet aan de nammaz te willen deelnemen en iedereen te vervloeken die dat wel deed.
3.2.
Kort voor zijn vertrek kwam een vriend om bij een auto-ongeval. Eiser is de vrijdag voor zijn vertrek naar de moskee gegaan om deel te nemen aan het rouwbeklag en trof daar eerdergenoemde [naam 3] weer aan. Deze maande hem de moskee niet binnen te gaan en vroeg of hij met een geestelijke overlegd had of hij vanwege de stoma rein genoeg was om binnen te komen. Eiser kon zich toen weer niet beheersen en heeft de islam, de profeet en de geestelijk leider uitgescholden. Na zijn vertrek is hij gebeld door een kennis. De geestelijke had mensen bevraagd of de beledigingen klopten en een aantal had dat bevestigd. De geestelijke zou toen hebben gezegd dat hij een afvallige was en dat hij moest worden gedood. De maandag daarop is eiser naar Nederland vertrokken met een ticket dat hij al op zak had. Het plan bestond tevoren al dat hij zich daar bij zijn vrouw zou voegen, die hem voor vakantie en familiebezoek vooruit was gereisd.
3.3.
In Nederland is eiser bij een broer gaan logeren. Kort daarna reisden zijn dochter en schoonzoon hem achterna. Eiser had aanvankelijk het plan om tegelijk met hen naar Iran terug te reizen, zodat hij niet weer, zoals op de heenreis, zou verdwalen op de luchthaven in Istanbul. Eenmaal in Nederland kreeg zijn schoonzoon telefonisch bericht dat de Iraanse veiligheidsdienst in zijn woning was langsgeweest en daar goederen, waaronder een bijbel, een telefoon en een harde schijf, in beslag had genomen. De schoonzoon werd ervan beschuldigd zich te hebben bekeerd tot het christendom. Vervolgens besloten de schoonzoon en zijn vrouw en in navolging daarvan eisers in Nederland te blijven.
Standpunt verweerder
4.1.
Verweerder wijst erop dat eiser enerzijds verklaart dat hij [naam 3] aantrof
inde moskee, anderzijds dat Hajharim hem aansprak de moskee niet binnen te gaan voordat hij met een geestelijke besproken had of hij wel voldoende rein was om dat te doen, en dat hij toen
voorde moskee is gaan schreeuwen en beledigingen is gaan uiten. Dit is volgens verweerder met elkaar in tegenspraak en ofschoon het een detail lijkt is juist dit van belang, omdat het voorval bij de moskee de kern is van eisers relaas en de directe aanleiding voor zijn asielverzoek.
4.2.
Verweerder vindt het verder opvallend dat het eerste incident, na het overlijden van zijn moeder, volgens eiser geen gevolgen voor hem heeft gehad. Voor een man als [naam 3], die eiser na het uiten van die beledigingen wilde aanvallen en door familie moest worden tegengehouden, had het volgens verweerder voor de hand gelegen van de beledigingen die eiser had geuit, en met name zijn vervloeking van iedereen die aan de nammaz deelnam, melding te maken bij een geestelijke.
4.3.
Eiser heeft verder tegenstrijdig verklaard over de aanleiding voor zijn vertrek uit Iran. Enerzijds zegt hij te zijn gevlucht omdat hij zich bedreigd voelde, elders zegt hij dat de reden voor zijn uitreis was zich bij zijn vrouw te voegen voor een vakantie en familiebezoek. Als de bedreigingen de reden waren voor zijn vlucht bevreemdt het dat hij na aankomst vijf dagen heeft gewacht voor zich met een asielwens te melden. Als het gevaar vanuit de moskee de reden was van zijn vlucht bevreemdt het ook dat eiser tegelijkertijd vertelt dat hij aanvankelijk dacht met zijn dochter en schoonzoon naar Iran te zullen terugkeren, maar van gedachten is veranderd toen zijn schoonzoon hoorde dat er een inval was geweest in hun woning.
4.4.
Het bevreemdt verweerder ook dat eisers vrouw ruim een maand voor hem naar Nederland is vertrokken en eiser is achtergebleven, terwijl hij medisch gezien wel in staat moet zijn geweest om eerder te vertrekken dan hij uiteindelijk heeft gedaan.
Oordeel rechtbank
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de hiervoor beschreven tegenstrijdigheden en bevreemdende elementen in eisers relaas, niet ten onrechte dat relaas ongeloofwaardig acht. Bij dat oordeel wordt ook betrokken dat en waarom het relaas van eiseres, eisers echtgenote, ongeloofwaardig is bevonden. Aan deze conclusie voegt de rechtbank nog de volgende overwegingen toe.
5.2.
Volgens eiser verbaast verweerder zich ten onrechte over het feit dat het incident tijdens de rouwplechtigheid voor zijn moeder voor hem geen gevolgen heeft gehad. Dat incident vond niet plaats in een moskee, maar in de huiselijke sfeer en hij heeft daar niemand beledigd, althans niet de profeet Mohammed, zoals dat in de moskee wel gebeurd zou zijn. Er zitten dus verschillen tussen beide incidenten. Dat kan zo zijn, maar tijdens het eerste incident heeft eiser wel iedereen vervloekt die aan de nammaz deelnam en naar zijn zeggen moest [naam 3] door familie worden tegengehouden, anders had hij eiser aangevallen. Niet ten onrechte bevreemdt het verweerder dat deze [naam 3], kennelijk een orthodoxe moslim, die hem een paar jaar later in de moskee weer op hetzelfde aanspreekt, daar na het eerste incident naar buiten toe geen melding van zou hebben gemaakt.
5.3.
Eiser stelt dat verweerder hem ten onrechte een tegenstrijdige verklaring tegenwerpt over het incident na het overlijden van zijn vriend. Eiser zou de woordenwisseling met [naam 3] en zijn woedeuitbarsting daarna zowel in als voor de moskee hebben beschreven. Die tegenstrijdigheid is er volgens eiser niet, omdat hij met de term “moskee” het moskeecomplex bedoelde, dat bestaat onder meer uit een gebedsruimte en een binnenplaats. Het voorval heeft zich volgens eiser afgespeeld op de binnenplaats, die zich in zijn beleving in de moskee bevond. Hij verwijst daarvoor naar pagina 15 van het nader gehoor, waar hij verklaart dat zij op de binnenplaats stonden. Die vermelding kan echter ook gelezen worden in samenhang met pagina 6 van het nader gehoor. Daar zegt eiser dat hij na vertrek uit de moskee gebeld is door een kennis, die hem vertelde dat de geestelijke mensen op de binnenplaats heeft verzameld en ze daar heeft toegesproken. Dat heeft zich echter pas afgespeeld na eisers vertrek. Voorts, als eiser met de term “moskee” het hele complex bedoelt, inclusief de binnenplaats, bevreemdt het dat hij zijn woedeuitbarsting en scheldpartij localiseert “voor” de moskee, en niet erin. Zoals verweerder verder al aangeeft: dit voorval vormt het dragende element van eisers asielrelaas en de beschrijving ervan mag dan ook geen twijfel oproepen.
5.4.
Verweerder bevreemdt het volgens eiser ten onrechte dat zijn vrouw een aantal weken eerder naar Nederland is gereisd dan hij, omdat hij niet fit genoeg was om tegelijk met zijn vrouw te reizen. Kennelijk was hij wel voldoende fit om een bezoek te brengen aan een moskee, aldus verweerder. Nu betekent het feit dat iemand fit is voor het een niet vanzelfsprekend dat hij ook fit is voor het andere, maar in dit geval had het wel op eisers weg gelegen om uit te leggen welke medisch beletsel er precies was voor een eerder vertrek. Opvallend is dat zijn vrouw als reden opgeeft dat hij ziek was en nog last had van de operatie. Welke operatie dat dan geweest is, is niet duidelijk. De enige waarvan in de verklaringen gesproken wordt is die van zes jaar terug.
Kennelijk ongegrond en vertrektermijn
6. Eiser stelt tot slot dat verweerder in zijn geval in strijd met WBV 2019/20 zijn aanvraag kennelijk ongegrond heeft verklaard en hem (daarop voortgaand) ten onrechte een vertrektermijn heeft onthouden. Dat zou, gezien deze WBV, alleen kunnen als vaststaat dat hij alleen om sociaal-economische redenen naar Nederland is gekomen. Daarvan is echter niet gebleken. Terecht merkt verweerder op, vindt de rechtbank, dat dit onderdeel van het bestreden besluit de tegenstrijdigheden en inconsistenties in eisers relaas als grondslag heeft en niet een sociaal-economisch motief.
Eiseres
Relaas eiseres
7.1.
Eiseres heeft aangegeven dat de reden voor haar asielaanvraag is gelegen in hetgeen eiser, haar echtgenoot heeft meegemaakt. Ook vreest zij dat haar schoonfamilie, die haar in het verleden daarom al heeft bedreigd, die bedreiging in actie zal omzetten als zij naar Iran terugkeert (en daar nogmaals het plan zou opvatten om van haar man te scheiden), althans zo begrijpt de rechtbank haar relaas op dit punt. Later heeft zij daaraan toegevoegd dat zij met het christelijk geloof in aanraking is gekomen en zich bekeerd heeft.
7.2.
Eiseres voert aan dat verweerder haar gestelde bekering tot het christendom ten onrechte ongeloofwaardig acht. Ter onderbouwing van haar bekering heeft het rapport ‘Toetsing bekering van [naam eiseres]’ van Stichting Gave, van dr. Marnix Visscher, van 21 januari 2021 overgelegd. Hierin is verwezen naar de rapporten ‘Equality of Arms. Deskundigenrapporten in bekeringszaken’ van Stichting Gave, van Dr. Marnix Visscher, van 19 februari 2019, ‘Afvalligheid en Bekering’, van dr. Marnix Visscher, van april 2020 en ‘Geloofwaardigheid Bekering’ van Dr. J.W. van Saane.
7.3.
Ter zitting is verder als getuige een ouderling gehoord uit de pinkstergemeente Hardenberg, die door eiseres wordt bezocht. Volgens getuige gaat het in het geval van eiseres om een oprechte bekering en is vanuit die overtuiging aan haar de doop bediend. Eiseres haalt die verklaring aan als aanvullend bewijs voor haar bekering.
Standpunt verweerder
8.1.
Verweerder overweegt om te beginnen dat eiseres haar asielrelaas deels koppelt aan dat van haar man. Echter diens relaas is ongeloofwaardig bevonden, en dat maakt, voor zover het de gebeurtenissen rond haar man betreft, ook het relaas van eiseres om dezelfde reden ongeloofwaardig. Voor zover er vanuit gegaan moet worden dat de inval in de woning van haar dochter en schoonzoon de reden was om asiel te vragen wijst verweerder op een tegenstrijdigheid in de verklaringen van eiseres en haar schoonzoon. Eiseres heeft verklaard dat de schoonzoon op zijn werk bezoek kreeg van de veiligheidsdienst, die hem beschuldigde van het verspreiden van christelijke propaganda. De dag daarna is de veiligheidsdienst weer op zijn werk geweest, heeft hem bedreigd en zijn computer in beslag genomen. De schoonzoon verklaart daarentegen dat hij eerst zelf naar het kantoor van de veiligheidsdienst is gegaan, dat zij hem daarna op het werk hebben bezocht, dat hij er niet was en dat zij toen zijn computer hebben meegenomen.
8.2.
Eiseres verklaart wisselend over het moment en de manier waarop zij zich van de islam heeft afgekeerd. Zij verklaart dat zij zich aan het begin van haar huwelijk, enkele jaren na de revolutie, al van de islam had afgewend, en dat zij in Nederland sowieso al geen moslim meer was. Tegelijkertijd geeft zij bij aankomst in Nederland nog op moslim te zijn, verklaart dat zij haar geloof in Nederland ook nog praktiseerde, dat zij bij het overlijden van haar zus (juli 2019) nog twijfelde of zij nu moslim wilde zijn of niet en dat zij pas bij haar bekering definitief besloot dat zij dat niet meer was.
8.3.
In het nader gehoor verklaarde eiseres dat zij en eiser door haar schoonzoon zijn geëvangeliseerd. Eiseres verklaarde echter niet over de rol die haar man heeft gespeeld in haar kennismaking met het christendom. Verweerder bevreemdt dat, omdat ook is verklaard dat haar man als eerste contact had met de kerk in Hardenberg en met Peyman Peyrani en zijn schoonzoon daarmee in contact heeft gebracht. Eiseres verklaart ook wisselend over de manier waarop zij met het christendom kennismaakte. Enerzijds vertelt ze dat zij voor het overlijden van haar zus wel eens in de kerk kwam, daar aangesproken werd door het vriendelijke gedrag van de mensen en vervolgens gesprekken voerde met een [naam 4]. Anderzijds geeft zij aan dat haar bekeringsproces vooral ingeleid is door gesprekken met haar schoonzoon en met andere aanwezigen tijdens de bijbellessen die zij volgde en waar zij haar vragen aan kon stellen. Dat komt weer niet overeen met haar verklaring dat zij tijdens die lessen helemaal niet met anderen sprak en een beetje met haar schoonzoon.
8.4.
Eiseres heeft verteld dat een preek over het bijbelverhaal van Zacheus de tollenaar voor haar een bepalend moment in haar bekering was, omdat ze zich kon vereenzelvigen met Zacheus als zondaar en toen besefte dat ze ook een zieke was die Jezus als heelmeester nodig had. Volgens verweerder gaat zij daarmee geheel voorbij aan de essentie van het verhaal, namelijk dat God ziet wie zich verbergt, deze persoon zoekt en naar zich toe trekt.
8.5.
Eiseres geeft aan dat haar in het christendom met name de bescheidenheid, tolerantie en vriendelijkheid van de mensen aantrekt en daarnaast vooral het perspectief op een hemel en eeuwig leven. Dat alles miste zij in de islam. Een aardige moslim zegt zij nog nooit te hebben ontmoet en de islam beperkt de toegang tot het paradijs alleen tot mannen, aldus eiseres. Dat bevreemdt verweerder, omdat de eigenschappen die eiseres christenen toedicht ook te vinden zijn bij veel moslims (terwijl er omgekeerd ook onaardige christenen zijn) en het eeuwig leven in het paradijs in de islam ook wordt toebedeeld aan vrouwen. Dat eiseres daar buiten toedoen geen weet van heeft gehad vindt verweerder onaannemelijk. Eiseres heeft tijdens haar middelbare schoolperiode langere tijd wekelijks enkele uren Koranles gehad en moet dus vrij goed op de hoogte zijn van de hoofdlijnen van de islam.
8.6.
Eiseres weet niets te verklaren over de onbevlekte ontvangenis (maagdelijke geboorte van Jezus), terwijl dat tot de basiskennis van het christelijk geloof hoort. Tijdens de gehoren kan zij niet vertellen wat de betekenis van Pasen is en dat de geboorte van Jezus tijdens kerstmis wordt herdacht.
8.7.
Het bevreemdt verweerder dat zij de islam beschrijft als niets dan dreigen met de hel en een eeuwig brandend vuur, maar gevraagd naar de rol van die begrippen in het christendom zegt dat die daar in het geheel niet voorkomen. Volgens verweerder ligt dat anders, en eiseres had daar gezien de bijbellessen, kerkbezoeken en gesprekken met haar schoonzoon die er zouden zijn geweest toch wel kennis van moeten hebben. Eiseres verklaart ook tegenstrijdig over haar kerkbezoek tijdens haar verblijf in Hardenberg. Enerzijds zegt zij daar wekelijks naar de kerk te zijn gegaan, anderzijds weer dat zij de kerk daar niet regelmatig bezocht.
8.8.
Volgens verweerder doet de gang van zaken rond de doop van eiseres ook afbreuk aan haar asielmotief. Zij zou gedoopt zijn ongeveer een maand na haar gestelde bekering, zonder dat daar naar haar zeggen verder onderricht of een toelatingsgesprek aan vooraf zijn gegaan. Zij beschrijft de betekenis van de doop als een soort praktische handeling, als onderdeel van een initiatie-rite die nieuwe christenen allemaal ondergaan, in navolging van Jezus. Over wat de doop in het algemeen voor een christen persoonlijk betekent, wat het voor haar persoonlijk betekende en hoe haar verlangen daarnaar is ontstaan en gegroeid, verklaart zij echter niet.
8.9
Eiseres heeft over haar huwelijksleven enerzijds verklaard dat zij nooit een band met haar echtgenoot heeft gehad, dat zij al tientallen jaren leeft in grote onvrede met de manier waarop haar huwelijk voortgaat en dat zij slechts voor de kinderen bij elkaar zijn gebleven. Anderzijds verklaart zij dat er pas sinds enkele jaren geen band meer is met haar man. Eiseres heeft daar tegenstrijdig over verklaard. Eiseres zou verder tijdens haar huwelijk aan de schoonfamilie tweemaal haar voornemen tot echtscheiding hebben kenbaar gemaakt en daarvan vervolgens vanwege zware druk met bedreigingen door die schoonfamilie hebben afgezien. Als dat zo is wekt het bevreemding dat diezelfde streng islamitische schoonfamilie geen druk heeft uitgeoefend op haar gezin. Immers zij was getrouwd met een man die niets ophad met de islam en dat ook niet praktiseerde en de kinderen kregen een vrije opvoeding. Dit maakt haar relaas over de dreiging vanuit haar schoonfamilie ongeloofwaardig.
8.10.
Bij de aanvraag voor het laatste visum heeft eiseres verklaard dat zij tijdens haar verblijf in Nederland zou verblijven in een hotel in Amsterdam. Dat komt echter niet overeen met haar latere verklaring, dat zij naar Nederland is gekomen met de bedoeling te verblijven bij haar zwager in Zwolle. Eiseres heeft hier dus tegenstrijdig over verklaard.
Eiseres heeft verklaard dat zij de laatste twaalf jaren met onder meer haar schoonzoon woonde op een adres in Shiraz. Hetzelfde adres is vermeld op de aanvraag voor het laatste visum dat aan haar is afgegeven. Op de aanvraag voor een eerder visum, gedaan in december 2017, staat echter een woonadres in Baharan vermeld. Eiseres heeft hier dus tegenstrijdig over verklaard.
Oordeel rechtbank
9.1.
Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat het asielrelaas van eiseres op essentiële punten ongeloofwaardig is. Bij dit oordeel wordt mede betrokken dat en waarom het relaas van eiser, de echtgenoot, ongeloofwaardig is bevonden. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat niet alle argumenten die verweerder bij de beoordeling heeft gebruikt stand houden, zoals dat in het navolgende is uitgelegd, maar dat wat overblijft op essentiële punten nog voldoende tegenstrijdigheden, merkwaardigheden en vaagheden bevat om die conclusie te kunnen dragen.
9.2.
Het bevreemdt in de eerste plaats dat eiseres lang is blijven verklaren dat haar bekering tot het christendom geen opportunisme is geweest, maar een persoonlijke hartsbeslissing en dat zij die bekering ook niet als asielmotief wilde inbrengen. Ter zitting doet zij dat dan toch uiteindelijk wel en brengt zelfs een getuige voor die de oprechtheid van haar bekering zou bevestigen. Gevraagd naar de reden voor die omkeer geeft ze aan dat zij eerder niet bezig is geweest met het gevaar dat een bekering met zich meebracht. Dat bevreemdt, omdat haar ten tijde van haar nader gehoor, bijvoorbeeld vanwege de inval bij haar schoonzoon, toch wel al duidelijk moet zijn geweest dat de overstap van de islam naar het christendom in Iran erg gevaarlijk kan zijn.
9.3.
De rechtbank volgt verweerder niet in zijn opvatting dat de wijze waarop eiseres het bijbelverhaal van Zacheus op zichzelf betrekt te algemeen en te vaag is en aan de strekking van het verhaal voorbijgaat. Volgens veel christenen is die strekking nu juist dat Jezus in de eerste plaats de zondaars zoekt. Het is ook die betekenis die eiseres zegt te hebben ervaren. Dat Zacheus zich voor Jezus verborgen hield door in een boom te klimmen is niet de uitleg die te lezen valt in Lucas XIX:3/4 namelijk dat hij Jezus graag wilde zien en in die boom klom omdat hij klein was en de aanwezigen hem geen ruimte lieten om vooraan te gaan staan.
9.4.
Aan de getuigenverklaring die op de zitting is afgelegd kent de rechtbank niet de waarde toe die eiseres eraan hecht. De leiding van de pinkstergemeente Hardenberg is kennelijk tot zijn overtuiging gekomen op basis van wat zij eiseres heeft horen vertellen en haar aanwezigheid bij kerkelijke activiteiten. In hoeverre men kennis heeft gehad van het volledige asielrelaas van eiseres en haar man en op basis van een integrale beoordeling daarvan een conclusie heeft getrokken blijkt niet. Getuige vertelde dat de gemeente sinds ongeveer vier jaar ook door (voormalige) asielzoekers wordt bezocht, dat dat er ongeveer 25 in totaal zijn (geweest) en dat tot nu toe allen die de doop verlangden ook zijn gedoopt. Op de vraag aan de hand van welke criteria de kerkleiding precies beoordeelt in hoeverre een bekering oprecht is, dan wel feitelijk niet meer inhoudt dan dat men sympathie voelt voor en zich thuisvoelt bij christenen of een kunstig nagespeelde rol is, met als uiteindelijk doel via de doop een ticket te verwerven voor Nederland, kon de getuige geen antwoord geven.
9.5.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt het overgelegde rapport ‘Toetsing bekering van [naam eiseres]’ van Stichting Gave niet tot een ander oordeel. Uit vaste Afdelingsjurisprudentie volgt dat een dergelijk rapport weliswaar ter staving van de gestelde bekering kan dienen, maar laat onverlet dat eiseres overtuigende verklaringen dient af te leggen over haar bekering en het proces dat tot de bekering heeft geleid, zie onder meer de uitspraken van 3 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2187, 30 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3515 en van 31 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2059. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat het rapport niet opweegt tegen de ongeloofwaardig geachte verklaringen van eisers. Het rapport werpt geen nieuw licht op de zaak van eiseres, omdat daarin geen nieuwe informatie is toegevoegd (vgl. paragraaf 4.1.1 - 4.2 van WI 2019/18). Op pagina 2 van dit rapport staat namelijk dat het is opgesteld aan de hand de reeds aanwezige dossierstukken en de deskundigenrapporten. Ten aanzien van de deskundigenrapporten stelt verweerder niet ten onrechte dat deze niet toezien op de individuele situatie van eiseres, maar op algemene punten ten aanzien van de beoordeling van bekeringen.
9.6.
Eiseres wordt het verwijt gemaakt dat zij de doop alleen beschrijft als iets dat er kennelijk bij hoort voor mensen die een leven als christen voor zich zien. Verder rekent verweerder het eiseres aan dat zij ten onrechte het bestaan van een hel in het christelijk geloof ontkent en kennelijk ten tijde van haar gehoor nog niet wist wat de betekenis was van de verschillende christelijke hoogfeesten, waaronder in de eerste plaats Pasen. Dat zij nog maar zeer kort na haar bekering is gedoopt en vervolgens ook weer zeer kort na haar doop het gehoor heeft plaatsgevonden moge zo zijn en uiteraard kan van een bekeerling in die situatie niet worden verwacht dat hij al vergaand in de christelijke leer is ingewijd. Maar wat toch in elk geval wel mag worden verwacht is dat iemand zich voorafgaand aan de doop basale kennis van het christelijk geloof heeft eigen gemaakt en dus in voldoende mate weet waar hij eigenlijk in is gaan geloven. Ook mag van hem worden verwacht dat hij op een persoonlijke manier kan beschrijven waarom er een verlangen naar de doop bestond, bijvoorbeeld, zoals christenen dat vaak zeggen, omdat zij door onderdompeling symbolisch met Jezus begraven willen worden en willen herrijzen, hun oude leven willen afleggen en zich gereinigd willen weten van hun zonden.
9.7.
Eiseres heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat bekering een proces is dat in fasen verloopt en dat daaraan verschillende personen en gebeurtenissen alle een zelfstandige rol kunnen spelen. Dat is juist en dat kan ook verklaren waarom zij zowel haar schoonzoon als [naam 4] noemt als degenen die aan het begin hebben gestaan van haar bekering. Zij, en ook anderen, kunnen allen voor een deel aan die bekering hebben meegeholpen. Dat haar man daarbij niet genoemd wordt is ook niet onbegrijpelijk. Indirect heeft hij in de bekering van zijn vrouw mogelijk een rol gespeeld, maar rechtstreeks is hij bij haar niet in beeld geweest.
9.8.
Eiseres wordt verweten dat zij enerzijds zegt al aan het begin van haar huwelijk innerlijk afscheid heeft genomen van de islam, vanaf toen dat alleen nog voor de vorm te praktiseren, anderzijds dat zij heeft verklaard ook in Nederland nog moslim te zijn geweest. Het kan zo zijn dat eiseres zichzelf aanvankelijk nog moslim heeft genoemd omdat zoiets door geboorte bepaald wordt. Maar dat zij op dat moment allang afscheid had genomen en zich alleen nog voor de buitenwereld als moslim gedroeg is in strijd met wat zij ook verklaart, namelijk dat zij pas echt innerlijk afscheid nam van de islam bij of na het overlijden van haar zus.
9.9.
Eiseres wordt het verwijt gemaakt dat zij ten onrechte de islam het ontbreken van een hemel voor vrouwen verwijt en meent dat er geen aardige moslims bestaan. Vanwege die hemel en het eeuwige leven en vanwege de aardige mensen die er rondlopen zou het christendom daarom een veel aantrekkelijker alternatief zijn. Mogelijk bestaat er over een paradijs voor vrouwen in de islam verschil van mening, zoals eiseres aanvoert, maar verweerder heeft in dit verband ook gewezen op een gebed dat op veel scholen wordt gebeden en dat dan toch weer van een paradijs lijkt uit te gaan. Dat vrouwen volgens de islam slechts de hel wacht is tegen die achtergrond bezien te stellig. Wat het ontbreken van aardige moslims betreft zou het zo kunnen zijn, zoals eiseres zegt, dat haar leefomgeving voornamelijk bepaald werd door haar gezin, de dictaten van de islamitische republiek en haar orthodox islamitische schoonfamilie, waarin aardige mensen afwezig waren. Maar daarnaast zal zij toch ook wel hebben deelgenomen aan breder maatschappelijk leven, om te beginnen op school, en dat ook daar geen aardige moslims te vinden waren is onaannemelijk.
10.1.
Gezien het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.
10.2.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.R. de Man, griffier.
De uitspraak is in het openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.