Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding met producties van 21 april 2020;
- de akte overlegging producties namens [eiser] van 6 mei 2020;
- de conclusie van antwoord tevens houdende conclusie van eis in reconventie met producties van 17 juni 2020;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties van 9 september 2020;
- het vonnis van 7 oktober 2020 waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
- de akte overlegging producties namens [eiser] van 16 februari 2021; en
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 februari 2021.
2.De feiten
(…) Daarnaast blijkt op basis van bijgevoegde luchtfoto dat u een strook gemeentegrond in gebruik heeft als tuin. Het gaat om een strook grond nabij uw woning aan de [adres] . De rode lijnen op de foto geven de kadastrale grenzen van uw perceel aan. Op de bijgevoegde kaart ziet u om welke strook gemeentegrond het gaat. Dit gedeelte is met blauwe lijnen aangegeven.
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie:
Bij een overdracht van de eigendom in economische zin, maar niet in juridische zin, van een goed ontstaat een rechtsverhouding krachtens welke de verkrijger dat goed houdt voor de juridische eigenaar, maar niet voor zichzelf, zodat hij niet kan worden aangemerkt als bezitter in de zin van artikel 3:107, lid 1, BW.”Dit uitgangspunt wordt ook bevestigd in het arrest van Hof ’s-Hertogenbosch van 24 mei 2016 (ECLI:NL:GHSHE:2016:2033). Een belangrijk aspect van economisch eigenaarschap is dat het niet altijd voor derden kenbaar is. In het onderhavige geval bijvoorbeeld was de akte van economisch eigendom niet ingeschreven in de openbare registers. Voor de gemeente Noordwijk was het economisch eigendom niet eerder kenbaar, dan het moment dat de leveringsakte van 15 maart 2006 werd ingeschreven in het kadaster. Dit is belangrijk, omdat de gemeente Noordwijk daardoor ook niet alert hoefde te zijn op eventuele handelingen van [eiser] die wijzen op eigendomspretentie. Voor de buitenwereld was vóór 15 maart 2006 [A] immers de eigenaar van de woning en niet [eiser] .
de koper krachtens de rechtsverhouding met de verkoper jegens deze gerechtigd is, vooruitlopend op de levering van het verkochte, zich over het verkochte daarover de feitelijke macht te verschaffen en deze op een zodanige wijze uit te oefenen dat naar de in het verkeer geldende opvattingen de koper moet worden beschouwd als bezitter van het verkochte”. Volgens [eiser] is er in dit geval sprake van zo’n situatie, omdat hij vanaf het moment van de economische eigendomsoverdracht bevoegd was tot het verrichten van alle feitelijke handelingen en rechtshandelingen met betrekking tot de woning als ware hij volledig eigenaar.