3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) [geïntimeerde] is sinds 5 april 1991, gezamenlijk met [mede-eigenaar] , eigenaar van de onroerende zaak gelegen te [plaats] aan de [adres] , kadastraal bekend gemeente Zierikzee, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 1] (hierna aan te duiden als: perceel [perceelnummer 1] ).
b) De Gemeente is eigenares van het (onder andere) aan perceel [perceelnummer 1] grenzende perceel te [plaats] , kadastraal bekend gemeente Zierikzee, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 2] , gedeeltelijk (hierna aan te duiden als: perceel [perceelnummer 2] )
c) [geïntimeerde] heeft in juni 1992 klimop geplant op een strook grond op een aan zijn tuin grenzend talud naar een sloot. De strook grond heeft een omvang van circa 31 m2 en behoort kadastraal bij perceel [perceelnummer 2] (hierna: de strook grond). In juli 1992 heeft [geïntimeerde] een walkant langs de strook grond aangebracht, bestaande uit in de sloot geplaatste palen met planken aan de binnenzijde. Later zijn de planken vervangen door trespa platen. In 2006 heeft [geïntimeerde] een klinkerpad aangelegd op de strook grond.
d) Bij brief van 17 juli 2013 (productie 2 inleidende dagvaarding) heeft de Gemeente aan [geïntimeerde] bericht dat is geconstateerd dat hij gemeentegrond in gebruik heeft genomen en hem (onder voorbehoud van bestuurlijke goedkeuring) aangeboden om de strook grond van de Gemeente te kopen.
e) Nadat [geïntimeerde] op vorenbedoelde brief had gereageerd, heeft de Gemeente bij brief van 19 december 2013 (productie 4 inleidende dagvaarding) aan [geïntimeerde] aangeboden om de bestaande situatie in stand te laten, onder meer op voorwaarde dat de strook grond eigendom blijft van de Gemeente en dat [geïntimeerde] de door hem aangebrachte klimop, palen en trespa platen op eerste aanzegging verwijdert in het geval dat het slootbeheer door de Gemeente wordt gewijzigd. [geïntimeerde] heeft niet ingestemd met dit aanbod.
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [geïntimeerde] in eerste aanleg (in conventie) na wijziging van eis gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat hij door bevrijdende verjaring de eigendom heeft verkregen van de strook grond, met veroordeling van de Gemeente in de (buitengerechtelijke) kosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [geïntimeerde] is gedurende een periode van twintig jaren openbaar en ondubbelzinnig als bezitter van de strook grond opgetreden. De uiterlijke omstandigheden waaruit de wilsuiting om als eigenaar van de strook grond op te treden kan worden afgeleid zijn: (i) het beplanten van de strook grond met klimopplanten, (ii) het structureel bijhouden van deze klimopplanten, (iii) het aanleggen en bijhouden van een walkant aan de strook grond en (iiii) het aanleggen en bijhouden van een klinkerpad op de strook grond. De Gemeente heeft de inbreuk op haar eigendomsrecht niet binnen twintig jaren beëindigd.
3.3.1.De Gemeente heeft (in reconventie) gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat de strook grond in eigendom toebehoort aan de Gemeente, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten.
3.3.2.In het tussenvonnis van 22 april 2015 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast.
3.3.3.In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, overwogen (i) dat het feit dat [geïntimeerde] in 1992 de strook grond met klimop heeft beplant, onvoldoende is om te concluderen dat hij over de strook grond de feitelijke macht uitoefende met de pretentie om eigenaar te zijn en (ii) dat de aanleg van het klinkerpad in 2006 het beroep op verjaring niet kan dragen, omdat na die aanleg de verjaringstermijn niet is voltooid. De aanleg van de walkant in 1992 door [geïntimeerde] is door de kantonrechter wel aangemerkt als een uiterlijk feit -vergelijkbaar met het omheinen van een tuin- waaruit naar verkeersopvatting de eigendomspretentie van [geïntimeerde] ten aanzien van de strook grond volgt. Sinds juli 1992 is meer dan 20 jaar verstreken voordat de gemeente zich bij brief van 17 juli 2013 heeft beroepen op haar eigendomsrecht. Op grond hiervan heeft de kantonrechter in conventie voor recht verklaard dat [geïntimeerde] door bevrijdende verjaring de eigendom heeft verkregen van de strook grond. De door [geïntimeerde] gevorderde veroordeling tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten is afgewezen. De reconventionele vordering is eveneens afgewezen. De Gemeente is zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten (exclusief nakosten) veroordeeld.