ECLI:NL:RBDHA:2021:2936
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsdocument EU/EER op basis van onvoldoende zorg- en opvoedingstaken en afhankelijkheidsrelatie
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2021, betreft het een beroep van eiser, een Ghanese nationaliteit houder, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had zijn aanvraag ingediend op 9 april 2019, met als doel verblijf in Nederland bij zijn twee minderjarige kinderen. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op 9 oktober 2019, en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard op 28 januari 2020. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijke zorg- en opvoedingstaken verricht voor zijn kinderen, en dat er geen zodanige afhankelijkheidsrelatie bestaat dat de kinderen gedwongen zouden worden het grondgebied van de EU te verlaten bij een weigering van het verblijfsrecht aan eiser. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de toepassing van nieuwe beleidsregels en de rol van de moeder in de omgang met de kinderen, niet overtuigend geacht. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zijn zorg- en opvoedingstaken meer dan marginaal zijn, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan de voorwaarden voor verblijfsrecht niet is voldaan.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en benadrukt dat de hoorplicht niet is geschonden, aangezien er geen twijfel bestond over de uitkomst van de procedure. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.