ECLI:NL:RBDHA:2021:2755

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
NL21.1670
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, van Ugandese nationaliteit, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet geloofwaardig werden geacht. Eiseres had eerder asielaanvragen ingediend, maar deze waren ook afgewezen op basis van dezelfde redenen. De rechtbank oordeelde dat de documenten die eiseres had overgelegd, waaronder een Ugandees paspoort en een geboorteakte, niet voldoende waren om haar identiteit en nationaliteit aannemelijk te maken. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe elementen waren die de aanvraag konden onderbouwen. Eiseres had verklaard dat zij vanwege haar seksuele geaardheid uit Uganda was gevlucht, maar de rechtbank oordeelde dat zonder een geloofwaardige onderbouwing van haar identiteit, de asielmotieven niet konden worden beoordeeld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.1670

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.M. Pot),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Dalhuisen).

ProcesverloopBij besluit van 2 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.1671, plaatsgevonden op 4 maart 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Er was geen tolk aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Ugandese nationaliteit te zijn. Eiseres is in februari 2007 Nederland ingereisd zonder in het bezit te zijn van identiteits- en/of reisdocumenten en heeft op
20 februari 2007 een asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft verklaard dat zij geboren is op
[geboortedag 1] 1991 en afkomstig is uit het dorp [plaats] in Uganda. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij ontvlucht is van rebellen, die haar gevangen hadden genomen nadat zij haar moeder hadden vermoord.
1.1.
Verweerder heeft op basis van een leeftijdsonderzoek vastgesteld dat eiseres ten tijde van de asielaanvraag niet minderjarig was, maar de leeftijd van twintig jaar had. Verweerder heeft daarom als geboortedatum van eiseres de datum [geboortedag 2] 1987 geregistreerd in zijn systemen.
1.2.
Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen bij besluit van 4 augustus 2009. Verweerder heeft de door eiseres opgegeven identiteit en herkomst niet geloofwaardig geacht en eiseres niet gevolgd in haar overige verklaringen. Het tegen dat besluit ingestelde beroep is bij uitspraak (AWB 09/30721) van 5 augustus 2010 door deze rechtbank, zittingsplaats Assen, ongegrond verklaard.
1.3.
Op 26 augustus 2013 heeft eiseres wederom een asielaanvraag ingediend. Eiseres
heeft hieraan ten grondslag gelegd dat zij op viertienjarige leeftijd ontdekte dat zij lesbisch is. Eiseres heeft gesteld dat zij vreest dat zij vanwege haar homoseksuele geaardheid zal worden vermoord als zij terugkeert naar Uganda. Voorts heeft eiseres gesteld dat zij ook nog steeds wordt gezocht door de rebellen.
1.4.
Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 7 januari 2016 afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet (Vw 2000). Verweerder heeft zich in dit besluit onder meer op het standpunt gesteld dat eiseres haar identiteit, nationaliteit en herkomst nog immer niet heeft onderbouwd met relevante documenten. Het tegen het besluit van 7 januari 2016 ingestelde beroep is bij uitspraak (AWB 16/441) van
9 mei 2016 door deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, ongegrond verklaard.
1.5.
Op 11 april 2018 heeft eiseres wederom een asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft ter onderbouwing van die aanvraag overgelegd:
- Een Ugandees paspoort, afgegeven op 28 februari 2018, geldig tot 28 februari 2028, op naam gesteld van [eiseres] , geboren op [geboortedag 2] 1987 te Kitigum, Uganda;
- Een verklaring opgemaakt en afgegeven door de Ugandese ambassade te Brussel op
20 april 2018 waarin verklaard wordt dat eiseres een burger van Uganda is.
1.6.
Bij besluit van 29 november 2018 heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen. Verweerder heeft de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet geloofwaardig geacht. Volgens verweerder is het Ugandese paspoort geen garantie voor de betrouwbaarheid van de daarin vermelde persoonsgegevens. Eiseres heeft wisselende en bevreemdingwekkende verklaringen afgelegd over het afgifteproces van het paspoort die niet overeenkomen met het afgifteproces van een Ugandees paspoort, zoals beschreven op de website van het Directorate of Citizenship and Immigration van Uganda. Daarnaast acht verweerder het zeer bevreemdingwekkend dat de geboortedatum die vermeld is op het paspoort overeenkomt met de geboortedatum die in Nederland aan eiseres is toegekend na de uitkomst van het leeftijdsonderzoek, terwijl eiseres naar eigen zeggen geboren is op
[geboortedag 1] 1991, hetgeen ook in Uganda vermeld zou moeten zijn. Nu de verklaring van de Ugandese ambassade te Brussel is afgegeven op basis van het door eiseres getoonde paspoort, kent verweerder aan de inhoud van deze verklaring ook niet de door eiseres gewenste waarde toe. Dat de door eiseres gesproken Lugandese taal bij die ambassade doorslaggevend is geweest, volgt verweerder niet, nu eiseres heeft verklaard dat zij geen verklaring omtrent haar burgerschap van die ambassade heeft kunnen krijgen aangezien zij geen officiële bewijzen/documenten had dat zij uit Uganda afkomstig is. Nu geen geloof wordt gehecht aan de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst, kan geen geloof worden gehecht aan de gestelde problemen van eiseres in Uganda. Het tegen het besluit van
29 november 2018 ingestelde beroep is bij uitspraak (NL18.23046) van 20 december 2018 door deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, ongegrond verklaard.
Asielaanvraag van 26 augustus 2019
2. Op 26 augustus 2019 heeft eiseres de onderhavige asielaanvraag ingediend.
Eiseres heeft ter onderbouwing van deze aanvraag overgelegd:
- Een brief van de Ugandese ambassade van 1 juli 2019;
- Een gecertificeerde kopie geboorteakte;
- Een kopie geboorteakte;
- Een kopie van haar W-document (voor- en achterkant)
- Een kopie ‘Local Government Birth Certificate’;
- Een kopie betalingsbewijs van 3 april 2019;
- Een kopie betalingsbewijs van 15 april 2019;
- Een DHL-verzendbewijs;
- Een kopie betalingsbewijs Ugandese ambassade van 1 juli 2019;
- Een kopie van een enveloppe.
Eiseres heeft in het gehoor opvolgende aanvraag van 7 december 2020 verklaard dat zij de geboorteakte heeft verkregen via een Soedanese vriendin die in Uganda verblijft. In maart 2019 is deze vriendin eerst naar [plaats] , het geboortedorp van eiseres, gegaan om bij de
voorzitter van het dorp een verklaring te vragen die nodig is om een geboorteakte aan te vragen. De vriendin heeft bij deze voorzitter de geboortedatum van eiseres en de namen van de ouders van eiseres doorgegeven en vervolgens werd de verklaring (Local Government Birth Certificate) opgemaakt. Vervolgens is de vriendin naar de National Identification and Registration Authority (NIRA) gegaan, alwaar zij opnieuw de geboortedatum van eiseres en andere gegevens heeft opgegeven, de verklaring van de voorzitter van het dorp en een kopie van het Nederlandse W-document van eiseres heeft overgelegd, en een geldbedrag van vijfduizend Ugandese Shilling heeft betaald. Op verzoek van eiseres is de geboorteakte vervolgens naar de Ugandese ambassade in Brussel gestuurd. Toen de geboorteakte daar werd ontvangen is eiseres gebeld door een medewerker van de ambassade en is haar medegedeeld dat eiseres de geboorteakte kon komen ophalen. Op 1 juli 2019 is eiseres naar de ambassade in Brussel gegaan en heeft de geboorteakte meegekregen, alsmede een verklaring van de ambassade dat de geboorteakte echt is.
Eiseres heeft verder aangevoerd dat zij vanwege haar seksuele geaardheid uit Uganda is gevlucht. In Uganda worden lesbiennes en homo’s gediscrimineerd en slecht behandeld. In 2014 is in Uganda een ‘homosexual bill’ getekend om homo’s te laten doden. Eiseres vreest hierom voor haar leven bij terugkeer.
2.1.
Bureau Documenten heeft de gecertificeerde kopie van de geboorteakte en de brief van de ambassade onderzocht en echt bevonden, doch kan over de opmaak, afgifte en de
inhoud van deze documenten geen waardeoordeel geven.
Bestreden besluit
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres met de brief van de ambassade en de gecertificeerde kopie van de geboorteakte, weliswaar een begin van bewijs heeft geleverd, maar dat deze documenten de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet onderbouwen. Dit geldt eveneens met betrekking tot de overige documenten. Nu geen geloof wordt gehecht aan de gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst, komt verweerder niet toe aan een nieuwe inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas, dat in de voorgaande asielprocedures van eiseres evenals haar identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig is geacht.
Gronden Beroep
4. Eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte haar identiteit en nationaliteit ongeloofwaardig heeft geacht en haar asielmotieven ten onrechte niet inhoudelijk heeft beoordeeld. Verweerder twijfelt ten onrechte aan de inhoud van de door Bureau Documenten echt bevonden documenten van eiseres. De Ugandese ambassade heeft zich uitgelaten over de echtheid van de overgelegde geboorteakte na uitgebreid met eiseres te hebben gesproken. Er kan niet langer worden volgehouden dat de Ugandese nationaliteit van eiseres niet aannemelijk is. De geloofwaardigheid van de overgelegde documenten werkt door op de geloofwaardigheid van de asielmotieven. Het feit dat verweerder heeft aangenomen dat sprake is van nova, moet worden bezien tegen de achtergrond van het land van herkomst van eiseres. Verweerder heeft ten onrechte en ongemotiveerd de aanvraag als kennelijk ongegrond afgedaan. Eiseres dient als een kwetsbare vluchteling te worden beschouwd, die tot een sociale groep en een risicogroep behoort, en in aanmerking dient te worden gebracht voor een verblijfsvergunning asiel dan wel een verblijfsvergunning overeenkomstig artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000.
Wet- en regelgeving
5.1.
Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000 kan een aanvraag van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien – voor zover hier van belang – de vreemdeling een opvolgende aanvraag heeft ingediend en deze niet overeenkomstig artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, niet-ontvankelijk is verklaard.
Blijkens het beleid in paragraaf C2/7.7 ‘Opvolgende aanvraag die niet niet-ontvankelijk is verklaard’ van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) valt hieronder in ieder geval een opvolgende aanvraag waarbij nieuwe elementen en bevindingen zijn ingebracht die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag, maar waar dit niet leidt tot een inwilliging van de aanvraag.
5.2.
Ingevolge het beleid in paragraaf C2/2 van de Vc 2000 stelt de IND eerst het land van herkomst van de vreemdeling vast, vóórdat de IND beoordeelt of de vreemdeling gegronde vrees voor vervolging heeft in het land van herkomst. De IND verstaat onder ‘land van herkomst’ het land waarvan de vreemdeling de nationaliteit heeft.
5.3.
In paragraaf C1/4.3 van de Vc 2000, is voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
Identiteit
Een document met betrekking tot de identiteit van de vreemdeling moet in ieder geval de volgende elementen bevatten:
• een goedgelijkende pasfoto;
• de geboorteplaats van de vreemdeling; en
• de geboortedatum van de vreemdeling.
Een identiteitsdocument kan alleen de identiteit onderbouwen als het door de overheid van het land van herkomst officieel is uitgegeven.
Daarnaast is van belang dat het een officieel identiteitsdocument betreft dat in het maatschappelijke verkeer en de contacten met (buitenlandse) autoriteiten wordt gebruikt om de identiteit aan te tonen.
Nationaliteit
Als documenten met betrekking tot de nationaliteit van de vreemdeling gelden in ieder geval:
• een paspoort; of
• een ander door de overheid van het land van herkomst van de vreemdeling afgegeven document met pasfoto (waarop de vreemdeling herkenbaar is) waarin staat aangegeven dat de vreemdeling de nationaliteit van het betreffende land bezit.
Daarnaast is van belang dat het een officieel nationaliteitsdocument betreft dat in het maatschappelijke verkeer en de contacten met (buitenlandse) autoriteiten wordt gebruikt om de nationaliteit aan te tonen.
5.4.
Blijkens Werkinstructie 2019/4 ‘Herkomstonderzoek in asielzaken’, zijn originele en authentiek bevonden identiteits- en nationaliteitsdocumenten het eerste uitgangspunt bij de beoordeling of van een opgegeven nationaliteit uit wordt gegaan. Indien Bureau Documenten heeft geoordeeld dat er sprake is van een echt document, dan is hiermee de nationaliteit aannemelijk gemaakt. De uitzondering hierop is wanneer uit algemene landeninformatie blijkt dat originele documenten eenvoudig op frauduleuze wijze kunnen worden verkregen, of indien de overige verklaringen van de vreemdeling ernstige twijfel oproepen.
Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres met de door haar overgelegde documenten haar gestelde identiteit, Ugandese nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Allereerst voldoet de geboorteakte niet aan de eisen die in het voornoemde beleid aan identiteits- en nationaliteitsdocumenten worden gesteld, nu de geboorteakte geen foto van eiseres en geen nationaliteitsvermelding bevat. Daarnaast heeft verweerder gemotiveerd aangegeven waarom aan de inhoud van de geboorteakte niet de door eiseres gewenste waarde kan worden toegekend, ondanks dat het document echt is bevonden door Bureau Documenten. Over de opmaak en de afgifte van het document kunnen geen uitspraken worden gedaan door Bureau Documenten en de verklaringen van eiseres over het afgifteproces van dat document roepen twijfels op met betrekking tot de betrouwbaarheid van de inhoud van het document. Uit de verklaringen van eiseres blijkt immers dat zij zelf (via een vriendin) de persoonsgegevens voor de opmaak van de ‘Local Government Birth Certificate’, waarop de geboorteakte is gebaseerd, heeft verstrekt waarbij geen verificatie door autoriteiten van de door haar opgegeven gegevens heeft plaatsgevonden. Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat aan de ‘Local Government Birth Certificate’ en de daarop gebaseerde geboorteakte, niet de door eiseres gewenste waarde kan worden toegekend. Dat de door eiseres beschreven werkwijze voor het verkrijgen van een (gecertificeerde) geboorteakte, wel de daadwerkelijke werkwijze van de Ugandese autoriteiten is, heeft eiseres niet met (algemene) informatie afkomstig van de autoriteiten, of een andere objectieve bron, onderbouwd.
Verweerder heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat in de geboorteakte een andere geboortedatum is vermeld dan in het Ugandese paspoort, dat eiseres in haar voorgaande asielprocedure heeft overgelegd, eveneens aan de betrouwbaarheid van de inhoud van de overgelegde geboorteakte afdoet. Gezien het vorenstaande komt aan de verklaring van de ambassade niet de door eiseres gewenste betekenis toe, nu deze verklaring op de voornoemde geboorteakte is gebaseerd. Wat de overige documenten – betalings- en verzendbewijzen – betreft, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat ook deze documenten de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiseres niet aantonen, omdat deze documenten enkel aantonen dat er is betaald voor de geboorteakte en dat deze is opgestuurd, maar niets zeggen over de inhoud van de geboorteakte. Gezien het vorenstaande heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd waarom eiseres met de door haar overgelegde documenten niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de gestelde Ugandese identiteit, nationaliteit en herkomst heeft.
6.2.
Voor zover eiseres zich op de uitspraak van 16 december 2019 van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch (ECLI:NL:RBDHA:2019:13451) beroept, kan de voornoemde uitspraak eiseres niet baten. In die zaak zijn prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de situatie dat verweerder in een opvolgende aanvraag aan de vreemdeling tegenwerpt dat de authenticiteit van door hem overgelegde originele documenten, of kopieën daarvan, niet kan worden vastgesteld, en verweerder op grond daarvan de opvolgende aanvraag afwijst als niet-ontvankelijk, omdat niet gebleken zou zijn van nieuwe elementen en bevindingen, als bedoeld in artikel 40 van de Procedurerichtlijn. Anders dan de voormelde zaak, heeft verweerder in de onderhavige procedure niet enkel aan eiseres tegengeworpen dat van een bepaald document (‘Local Government Birth Certificate’) de authenticiteit niet kan worden vastgesteld, maar is ingegaan op de bewijswaarde van alle door eiseres overgelegde documenten.
6.3.
Verweerder beoordeelt een gestelde seksuele gerichtheid op geloofwaardigheid door middel van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling als bedoeld in Werkinstructie 2014/10 en aan de hand van de in Werkinstructie 2019/17 beschreven thema’s bezien tegen de achtergrond van het land van herkomst en de omgeving waaruit de vreemdeling afkomstig is. Gelet hierop en het in paragraaf C2/2 van de Vc 2000 neergelegde beleid, dient eerst de nationaliteit van een vreemdeling aannemelijk te zijn gemaakt, alvorens een beoordeling of de gestelde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag en/of artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden reëel is, te kunnen plaatsvinden (vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 24 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4061 en 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292).
Uit het onder 6.1 overwogene volgt dat er niet kan worden uitgegaan van de juistheid van de verklaring van eiseres dat zij uit Uganda afkomstig is. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zich een rechtsgrond voordoet voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
6.4.
Het beroep van eiseres ter zitting op het arrest Alheto (C-585/16) en het arrest Ahmedbekova (C-652/16) van het Hof van Justitie kan bij gebrek aan een nadere onderbouwing, en nu niet gebleken is van een met de zaak van eiseres vergelijkbare casus, niet slagen.
6.5.
De rechtbank is gezien het hiervoor overwogene van oordeel dat verweerder na een beoordeling van hetgeen eiseres aan haar aanvraag ten grondslag heeft gelegd, zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aangevoerde nieuwe elementen en bevindingen niet tot inwilliging van die aanvraag leiden en dat hij om die reden de aanvraag krachtens artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000 heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.
6.6.
Verweerder heeft voorts terecht geen aanleiding gezien om een ambtshalve beoordeling op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 3.6b van het Vreemdelingenbesluit 2000 te verrichten of aan eiseres op humanitaire gronden een verblijfsvergunning dient te worden verleend, nu eiseres haar gestelde herkomst – en gestelde onmogelijkheid om naar het land van herkomst terug te keren – niet aannemelijk heeft gemaakt (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:309).
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid vanmr. I.N. Powell, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.