Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser 1] en [eiser 2], mede ten behoeve van hun minderjarige kinderen
[eiser 4], eisers
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, zijn de asielaanvragen van een gezin met jonge kinderen aan de orde. De rechtbank heeft op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in de zaken NL21.2395 en NL21.2397, waarbij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder optreedt. De asielaanvragen zijn door de verweerder niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen, aangezien het gezin daar eerder een asielaanvraag heeft ingediend.
Eisers hebben tegen deze beslissing beroep ingesteld, waarbij zij hebben aangevoerd dat de situatie in Italië onacceptabel is voor asielzoekers en dat zij niet terug kunnen. Tijdens de zitting op 2 maart 2021 zijn eisers, bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk, verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat de verweerder terecht heeft aangenomen dat Italië zich aan de internationale verplichtingen houdt, en dat het aan eisers is om aan te tonen dat dit niet het geval is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers hierin niet zijn geslaagd, omdat zij onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stellingen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de uitbraak van het Corona-virus geen beletsel vormt voor de overdracht aan Italië, en dat de beroepsgronden van eisers ongegrond zijn. De rechtbank concludeert dat de asielaanvragen van eisers niet in behandeling hoeven te worden genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling. De uitspraak is gedaan door rechter J.J. Catsburg en griffier S. Westerhof, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.