ECLI:NL:RBDHA:2021:17155

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
NL21.13564
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, die zijn aanvraag niet in behandeling genomen zag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had zijn aanvraag ingediend, maar verweerder stelde dat Roemenië de verantwoordelijkheid op zich had genomen, wat door de rechtbank werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat er een claimakkoord tot stand was gekomen en dat er geen klemmende redenen waren om de aanvraag niet aan Roemenië over te dragen. Eiser voerde aan dat hij in Roemenië ernstige en structurele tekortkomingen in de asielprocedure had ervaren, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat Roemenië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13564

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Achttienribbe),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.J.L. Leijtens).

Procesverloop

Bij besluit van 23 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (NL21.13565), op 26 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw D. Ahmad. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Achtergrond
1. Eiser stelt geboren te zijn op [datum] 1989 en de Syrische nationaliteit te hebben. Uit Eurodac is gebleken dat eiser de buitengrens van de lidstaten die gebonden zijn aan de Eurodacverordening [1] op illegale wijze heeft overschreden via Roemenië.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [2] (Dv) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Roemenië een verzoek om overname gedaan. De Roemeense autoriteiten hebben op 9 juli 2021 op grond van artikel 12, eerste lid, Dv ingestemd met het overnameverzoek. De Roemeense autoriteiten hebben de Nederlandse autoriteiten geïnformeerd dat aan eiser een verblijfsdocument is verstrekt, geldig tot 6 juni 2021.
Beoordeling van de beroepsgronden
Is er een claimakkoord tot stand gekomen?
3. De rechtbank is van oordeel dat er een claimakkoord tot stand is gekomen. Daartoe acht de rechtbank het volgende van belang. Verweerder heeft het claimverzoek aan de Roemeense autoriteiten gebaseerd op artikel 13, eerste lid, Dv. Verweerder heeft daarbij alle bij hem bekende omstandigheden vermeld die bij de beoordeling van het verzoek relevant zijn. De Roemeense autoriteiten hebben daardoor voldoende geïnformeerd een besluit kunnen nemen op het claimverzoek. De omstandigheid dat de Roemeense autoriteiten het claimverzoek hebben geaccepteerd op grond van artikel 12, eerste lid, Dv maakt daarom niet dat er geen claimakkoord tot stand is gekomen. De rechtbank verwijst in dit verband de uitspraak van de Afdeling [3] van 24 augustus 2017. [4] De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat verweerder onderzoek had moeten doen naar de vraag of aan eiser een verblijfsdocument is verstrekt in Roemenië en dat hij niet rechtsgeldig kan worden overgedragen. Met het aanvaarden van het overnameverzoek heeft Roemenië zich immers bereid verklaard het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen.
Kan verweerder ten aanzien van Roemenië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiser voert aan dat ten aanzien van Roemenië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat sprake is van ernstige en structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen.
Eiser heeft in Roemenië van 18 november 2020 tot april 2021 in detentie gezeten omdat hij geen asiel wilde aanvragen. Eiser diende zich te ontkleden en is ernstig mishandeld. In detentie heeft eiser nooit een arts, advocaat of tolk gezien. Eiser is na vrijlating aangezegd Roemenië te verlaten. Eiser was niet in de positie om te klagen over de mishandeling gelet op de wijze waarop hij behandeld werd en de machtsverhoudingen.
Bij overdracht aan Roemenië zal zijn asielaanvraag waarschijnlijk als een opvolgende aanvraag worden beschouwd. Dit heeft gevolgen voor zijn recht op opvang en de juridische bijstand. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunten (onder andere) naar het AIDA-rapport. [5] Eiser zal gelet op zijn eigen ervaringen en de overgelegde landeninformatie [6] bij terugkeer naar Roemenië onder erbarmelijke omstandigheden op straat belanden.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat Roemenië zich met de expliciete aanvaarding van het overnameverzoek heeft verplicht de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen en dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uit kan gaan dat Roemenië zich daarbij houdt aan zijn internationale verplichtingen. Dit ligt anders als er concrete aanknopingspunten zijn die maken dat Roemenië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat sprake is van structurele aan het systeem gerelateerde tekortkomingen, die ernstige op feiten berustende gronden vormen dat eiser een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 3 EVRM [7] en artikel 4 van het Handvest [8] .
4.2
In de uitspraak van 29 juli 2020 [9] heeft de Afdeling geoordeeld dat de tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen niet dusdanig zijn dat ten aanzien van Roemenië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. In de recente uitspraak van 29 juli 2021 [10] heeft de Afdeling dit oordeel herhaald. In deze laatste uitspraak heeft de Afdeling het AIDA-rapport van 30 april 2021 beoordeeld en het volgende geconcludeerd.
4.2.1
Uit het AIDA-rapport volgen geen aanwijzingen dat Dublinclaimanten in Roemenië stelselmatig worden gedetineerd, maar juist dat asielzoekers over het algemeen niet worden gedetineerd. [11]
4.2.2
Uit het AIDA-rapport volgt verder dat, in lijn met artikel 20 van de Procedurerichtlijn [12] , in beroepsprocedures een advocaat wordt toegewezen en vreemdelingen in de bestuurlijke fase advies en juridische bijstand kunnen krijgen van ngo's. Tolken missen de nodige training en soms wordt gebruik gemaakt van dubbele vertolking. Uit het rapport volgt echter niet dat er geen tolken beschikbaar zijn en ook niet dat dit anders is voor vreemdelingen van wie de aanvraag als opvolgende aanvraag wordt behandeld. [13]
4.2.3
Volgens vaste rechtspraak is de hoofdregel dat een asielzoeker in afwachting van een beslissing op de door hem ingediende eerste opvolgende aanvraag het recht heeft om in een lidstaat te blijven en daarmee ook recht heeft op opvang, ongeacht of nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen of door de asielzoeker werden voorgelegd. Hoewel in het AIDA-rapport staat dat vreemdelingen die een opvolgende aanvraag indienen in Roemenië geen automatische toegang tot opvang krijgen, volgt hieruit ook dat de autoriteiten binnen vijf dagen beslissen of de opvolgende aanvraag in behandeling wordt genomen. De vreemdeling mag die dagen op het grondgebied verblijven en krijgt bij de registratie van een nieuwe asielprocedure toegang tot opvang. Bovendien volgt uit het rapport dat een verzoek om materiële opvangvoorzieningen kan worden gedaan dat individueel beoordeeld wordt. Niet aannemelijk is gemaakt dat tegen het onthouden van opvang geen doeltreffende voorziening in rechte kan worden gevraagd in Roemenië. Dat de vreemdeling vijf dagen geen opvang krijgt maakt ook niet dat de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid in de zin van het arrest Jawo [14] daarom voor Roemenië is bereikt. [15]
4.2.4
Uit het AIDA-rapport volgt niet dat Roemenië vreemdelingen die in het kader van de Dublinverordening worden overgedragen, door middel van pushbacks doorstuurt naar derde landen zonder dat hun asielaanvraag wordt behandeld. Daaruit volgt juist dat voor Dublinclaimanten binnen vijf dagen wordt beslist of hun opvolgende aanvraag inhoudelijk in behandeling wordt genomen. [16]
4.3
De rechtbank ziet geen aanleiding anders te oordelen dan de Afdeling heeft gedaan. De landeninformatie waar eiser verder naar heeft verwezen dateert van voor de het AIDA-rapport en de uitspraak van de Afdeling, zodat deze informatie geen grond vormt voor een ander oordeel. Of eisers asielverzoek zal worden behandeld als een eerste of opvolgende aanvraag is hierbij niet relevant. Uit de uitspraak van de Afdeling van 29 juli 2021 blijkt dat er in beide gevallen geen aanwijzingen zijn om aan te nemen dat Roemenië zich niet zal houden aan zijn internationale verplichtingen. Eiser dient zich bij voorkomende problemen in de asielprocedure te wenden tot de (hogere) Roemeense autoriteiten. Niet is gebleken dat de Roemeense autoriteiten eiser niet willen of kunnen helpen.
Ook ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat (enkel) vanwege het feit dat er aan de grens pushbacks plaatsvinden, ten aanzien van Roemenië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit het AIDA-rapport volgt immers niet dat vreemdelingen die in het kader van de Dublinverordening worden overgedragen slachtoffer worden van pushbacks.
4.4
Ook het persoonlijk relaas van eiser biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de asielprocedure in Roemenië niet aan de daaraan gestelde eisen voldoet. Dat eiser enkele maanden in detentie heeft gezeten wordt niet betwist. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat niet is gebleken dat eisers detentie onrechtmatig was, nu eiser de grens illegaal heeft overschreden. Dat een vreemdeling in een dergelijk geval in detentie wordt geplaatst is niet in strijd met internationale verplichtingen. Eiser heeft voorts de gestelde mishandeling en slechte detentie omstandigheden niet onderbouwd met objectief verifieerbare documenten, waardoor niet aannemelijk is gemaakt dat eiser tijdens zijn detentie een behandeling heeft meegemaakt die in strijd is met internationale verplichtingen.
Onder verwijzing naar hetgeen onder 4.2.1 is overwogen is bovendien niet aannemelijk dat eiser bij overdracht aan Roemenië opnieuw wordt gedetineerd.
4.5
Verweerder heeft zich daarom met een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel op het standpunt mogen stellen dat ervan kan worden uitgegaan dat Roemenië zijn internationale verplichtingen nakomt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder de aanvraag naar zich toe moeten trekken op grond van artikel 17 Dv?
5. Eiser voert aan dat verweerder zijn aanvraag aan zich had moeten trekken, omdat hij gedetineerd is geweest in Roemenië en dat hij in detentie is mishandeld. Als gevolg van de detentie zijn er medische problemen ontstaan. De procedure duurt erg lang en eiser wil graag herenigd worden met zijn vrouw en kinderen.
5.1
Verweerder heeft in deze omstandigheden geen aanleiding hoeven zien om de aanvraag aan zich te trekken. Hoewel eiser ter onderbouwing van zijn gestelde mishandeling een verklaring heeft overgelegd van hemzelf en een vriend, heeft verweerder aan deze verklaringen niet de waarde hoeven te hechten die eiser eraan gehecht wenst te zien. Deze verklaringen zijn namelijk niet objectief verifieerbaar. Daarnaast volgt niet uit het medisch dossier van eiser dat zijn medische problematiek het gevolg is van zijn detentie. Hoewel het begrijpelijk is dat eiser herenigd wil worden met zijn vrouw en kinderen, is dit geen bijzondere omstandigheid die verweerder aanleiding had moeten geven de aanvraag aan zich te trekken. Dit geldt ook voor het tijdsverloop, waarbij de rechtbank opmerkt dat sinds het indienen van de aanvraag en het uitkomen van deze uitspraak nog geen zes maanden zijn verstreken.
5.2
Voor zover eiser meent dat verweerder de aanvraag aan zich had moeten trekken, onder verwijzing naar een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats [17] , ziet de rechtbank geen grond voor dit oordeel. Anders dan in die zaak, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat Roemenië hem een inreisverbod heeft opgelegd.
5.3
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Lopar, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 603/2013
2.Verordening (EU) Nr. 604/2013
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
5.AIDA-rapport van 30 april 2021
6.Eiser heeft verwezen naar het AIDA-rapport 2020 update, een rapport van Border Violence Monitoring Network van juli 2020, een artikel van Euro News van 23 september 2020, een zoekopdracht van Austrian Centre for Country of Origin and Asylum Research and Documentation van 16 maart 2020 en het jaarrapport van USDOS van 30 maart 2021
7.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
8.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
12.Richtlijn 2013/32/EU
14.Arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218
17.Uitspraak van 24 augustus 2021 (NL21.10616 en NL21.10617)