ECLI:NL:RBDHA:2021:16950
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om uitstel van vertrek op basis van medische noodsituatie in vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, geboren in 1971 en van Pakistaanse nationaliteit, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had verzocht om uitstel van vertrek op grond van een vermeende medische noodsituatie. De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet ten onrechte had beslist dat er geen medische noodsituatie op korte termijn kon worden aangenomen. De eiser had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, die was afgewezen. Na een bezwaarprocedure had de verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank behandelde het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening op 2 december 2021. De eiser was aanwezig met zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) niet aan de eisen voldeed. De rechtbank oordeelde dat er geen medische noodsituatie op korte termijn te verwachten was en dat de eiser in staat werd geacht te reizen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 10 december 2021.